2008.02 Aantekeningen
Jan van Til
Onderstaande
tekstfragmenten zijn veelal afkomstig uit reacties op LinkedIn, artikelen in
Computable en e-mail die ik verstuurde in de periode maart 2008. De volgorde
van de fragmenten is chronologisch.
01. I remember that I experienced a kind of pleasant tension when I
wrote “[I am] working on Context and the Arrangement of Meaning”! I couldn’t
exactly figure out why at that moment….
Your stimulating remark “[Is]
Context the Arrangement of Meaning?” appears to be very helpful now.
To me the ‘two’ are tightly related. Like Yin and Yang. Yin doesn’t
exist (has no meaning) without Yang and vice versa. So to me, it’s Yin and Yang; Context and Arrangement of Meaning. Both inseparable and distinguishable at
the same time. Fully interdependent.
And therefore I don’t think it’s okay to assign the identity
relationship between the ‘two’ – as your stimulating remark seems to suggest.
That would be killing!
02. Ja, wat verandert er niet
door de tijd heen? Alles – eigenlijk. Geen enkele situatie blijft vandaag de
dag nog lang hetzelfde. En dat geldt dan ook voor contexten.
De vraag die je vervolgens
opdient is hoe je tegen context aankijkt: “Wat als de situaties in de tijd snel
veranderen? Heb je dan wat aan expliciete contexten?”. Hmmm… Is context voor
jou een absoluut iets of is het relatief/veranderlijk? Statisch of dynamisch?
Mogelijk was ikzelf door mijn
woordgebruik (“expliciet”) aanleiding voor een stukje verwarring….
Wat ‘is’ context (dan)
eigenlijk?
Wie in een prachtig aangelegde
tuin om de één of andere reden zijn aandacht richt op één bepaalde plant, ziet
die plant daarmee niet ‘an sich’, maar in relaties (meervoud) tot overige
elementen in die tuin. Niet alle elementen zijn daarbij even ‘dichtbij’; spelen
daarbij een even belangrijke rol/relatie. Wel kun je zeggen dat die relaties en
overige elementen zich vormen tot context in relatie tot die ene plant waarop
jij je aandacht richt.
Je had je aandacht natuurlijk
net zo goed kunnen richten op een àndere bepaalde plant in diezelfde tuin. Die
tuin verandert er niet door. Wel is er een (iets) andere context die zich om
die àndere bepaalde plant vormt. En van díe context maakt die éne bepaalde
plant deel uit.
Je had je aandacht natuurlijk
ook kunnen richten op die éne bepaalde plant in diezelfde tuin – maar nu in de
winter. Op het moment dat de invloed van seizoenen op de tuin om de één of
andere reden van belang wordt voor de informatievoorziening, moeten er extra
(dus: erbíj!) relaties (en elementen) worden vormgegeven – náást datgene
wat er al was.
Als ik het heb over expliciet
gemaakte context, heb ik het dus over iets dat in continue in beweging is, iets
dat voortdurend aan het gebeuren is. Zowel elementen als hun onderlinge
relaties die voortdurend aan veranderingen onderhevig zijn en die voortdurend
je informatiebehoefte stimuleren.
We hebben te maken met
gecontextualiseerde objecten (elementen). Objecten die via relaties
‘vastzitten’ aan andere objecten, die via relaties ‘vastzitten’ aan andere
objecten, die …. En zo vormt zich context. Is het niet alleraardigst ‘de boel’
te modelleren met slechts een handvol elementen: object, relatie en context?
“Of geeft de veelheid aan
context zoveel complexiteit, dat het moeilijk wordt?”, vraag je. Nou, zoals je
ziet valt dat allemaal reuze mee en blijft het allemaal erg overzichtelijk!
“Hoe moet je rekening houden
met Contexten die nog niet (voor jou) bestaan? Krijg je dan een soort van
ultimate-kitchen-sink die alles moet ondervangen?”, vraag je. Ook dat is geen
belemmering - zie het bloemenvoorbeeld: dat komt er via juxtapositie ‘gewoon’
bij, náást te staan
Als laatste: “In het
voorbeeld van GTB en AGTB. Wat als er ook andere producten dan aardgas door het
systeem moeten? Moet daarmee a priori al rekening worden gehouden of is een goed
systeem/model juist in staat deze aanpassingen gemakkelijk (~tegen lage kosten)
te absorberen?”. Uitstekende vraag! Die vraag is begin 2006 al heel behoorlijk
uitgewerkt; zie “Multi-focaal
netwerkmodel”. Dat geeft je gelijk een idee van conceptuele
informatiemodellering a la metapatroon.
03. In de Digitale Computable van 4 maart 2008 bericht Johannes van
Bentum over: “Commentaar:
Papier in de raderen”.
Is het niet ronduit raar dat
ict-ers met dat soort problemen kampen? Wat hebben ict-ers dáár nu mee van
doen? Voor ict-ers geldt dat technologie prominent en dominant het vertrekpunt voor
hun handelen vormt. Dat is prima! Daar is niks mis mee! En juist dáárdoor komen
ict-ers niet op het idee om planningen enzovoort aan te passen. Volkomen
normaal; dat mag je ook helemaal niet van ict-ers verwachten! Ict-ers houden
zich immers eerst en vooral bezig met technologie! Dáár zijn ze voor opgeleid.
Oké, maar wie moet daar dan
wèl op letten? Uitstekende vraag! Ja, want als we het niet van ict-ers mogen
verwachten… wíe vult dat gat dan wel in? Dat zijn mensen met een
informatie-oriëntatie, mensen voor wie de informatievoorziening ten behoeve van
de business prominent en dominant het vertrekpunt voor hun handelen vormt. Dat
zijn informatiekundigen. En dat weten we al sinds – pak hem beet – 1995. Pak
bijvoorbeeld het boek “De informatie-architect” er maar eens bij! Het is
vergelijkbaar met verkeerskunde. Verkeerskunde zijn we gaan ‘doen’ toen het
allemaal wat druk werd en de samenhangende toepassing van een veelheid aan
onderling afhankelijke ‘verkeerselementen’ zich prominent en dominant begon te
manifesteren.
En dat ontgaat – helaas – ook
Jan Kees de Jager nog vergaand…. Hij vlucht – net als zovelen – heel
verlammend! – in méér technologie (SOA) en strakkere sturing (ict regie en
architectuur). Dat lijkt allemaal heel praktisch, pragmatisch, krachtdadig
enzovoort, maar de kern van de problematiek zit dáár niet! Ook de Jager lijkt
binnen de lichtkring van de lantaarnpaal naar iets te zoeken wat èlders
verloren is. Meer van hetzelfde helpt domweg niet. Een zaklantaarn is alvast
een stap op weg.
04. Waarom twee reservoirs – vraag je (zie “Multi-focaal netwerkmodel”, figuur 14).
Het rechter reservoir is een installatie die dienst doet als reservoir in een
beheerdomein. Het gaat er in die context niet (zozeer) om wie er op welk moment
hoe gebruik van wil maken. Nee, in die context is eerst en vooral van belang dat
dat reservoir up-and-running is – zodanig dat er op de afgesproken manier
gebruik van kan worden gemaakt. En dat is de context waarin het linker reservoir
zich aan ons voordoet. In die (gebruiks)context is een reservoir ‘gewoon’ een
heel ander ding met een heel andere betekenis en heel ander gedrag.
Tja,
wat is een product eigenlijk…. Een station als verbijzonderde installatie in
een bepaald beheerdomein kan in een bepaalde situatie gezien worden als
product. Ook de nadere verbijzondering van een station tot bijvoorbeeld
eindstation kan in een bepaalde situatie gezien worden als product. Enzovoort.
Ook de twee gecontextualiseerde reservoirs hierboven kunnen als afzonderlijke
producten worden beschouwd. En als er reden is/ontstaat om dat te doen… gebeurt
het.
Wat
BPMN in Cordys of SAP Galaxy zijn weet ik niet precies. Ik vermoed dat het
constructiemodellen zijn omdat je ze in één en dezelfde adem noemt met runtime
sysemen. Corrigeer me gerust als ik mis zit. Met metpattern creëer je
conceptuele informatiemodellen. Hoe vertaling van dergelijke modellen richting
het operationele (Knitbits) plaatsvindt weet ik niet – daar ben ik even
overvraagd. Ik zal het Pieter Wisse eens vragen.
05. Aha! Wij mensen onder
elkaar komen er gelukkig vrij snel achter dat we elkaar niet goed begrijpen.
Dat komt omdat wij mensen altijd – en zonder dat we er bij na hoeven te denken –
context bij ons hebben! De context waarin ik antwoord gaf strookte wat jou
betreft niet met de context waarin jij jouw vraag stelde.
Voor onze huidige machines is
dat een brug te ver omdat wij onze machines (te) contextloos met elkaar laten ‘interfacen’.
Op die manier komen die machines nooit achter de onzinnigheid van al hun ‘ge-interface’…
en lijkt het – wat die machines betreft – alsof de communicatie goed verloopt,
terwijl er in werkelijkheid onzinnige dingen worden uitgewisseld – leidend tot
data inconsistentie, irritaties, ongelukken, schade enzovoort.
Als ik me even beperk tot het
blokje ‘installatie’ (zie “Multi-focaal netwerkmodel”, figuur 14)
dat direct onder de horizon hangt… dan is dat de verzameling van
installaties-in-het-algemeen. Daar wordt geen onderscheid gemaakt in gas,
water, stroom etc. Alle installaties zijn in principe inbegrepen. En of je nu
aardgas of CO2 of water of olie enzovoort wilt transporteren… je hebt te maken
met verschijningsvormen (verbijzonderingen) van installaties: stations,
eindstations etc.
Reservoirs zijn momenteel nog
wat lastig voor stroom, maar het model houdt alvast rekening met eventuele
toekomstige technologische vindingen die het mogelijk maken stroom
grootschalig, langdurig enzovoort op te slaan.
Op die manier ontstaat dan
zicht op het zeer ruime model ‘netwerk – multi-focaal’. Trouwens – dat artikel
is bedoeld om een goed beeld te geven van conceptueel informatiemodelleren met
metapatroon en de kracht van zo’n model. Het getoonde model is niet af; wel
voldoende af om bedoeld beeld te geven.
Dat uiteindelijke model is –
als het eenmaal is geaccepteerd – leidend voor alle toekomstige ontwikkelingen;
alle ontwikkelingen die niet passen in dat model moeten worden aangepast (of
geweigerd).
En, ja – het kan ook zijn dat
het model moet worden aangepast aan nieuwe inzichten. Dat laatste moet
natuurlijk tot de uitzonderingen behoren, hetgeen betekent dat er voor
modellering veel, veel, veel verder moet worden gekeken dan de neus van één
afdeling, één organisatie lang is. Daarom hebben wij ons van begin af aan niet
beperkt tot slechts gas, maar zijn we direct multi-focaal aan de slag gegaan.
Metapatroon ondersteunt dat voluit. Informatie is nu eenmaal niet beperkt tot
één organisatie, eigenaar, consortium enzovoort – hoe halsstarrig we daar ook
nog steeds aan vasthouden.
Ik praat hier trouwens (en
ook in alle voorgaande mailtjes) als ontwerper van complexe
informatievoorziening; niet als constructeur. Ik heb het dus ook over het
ontwerpbereik; niet over het constructie/implementatiebereik. Dat laatste ligt
binnen het eerste. En als het ontwerpbereik nu maar ruim genoeg is gekozen, val
je je met verschillende implementaties pas een buil als je je buiten het
ontwerpbereik begeeft. En dat ontwerpbereik is dusdanig ruim gekozen dat het
kan komen tot een algemene voorzieningenstructuur die aan de invulling van vele
gevarieerde en wisselende behoeften sterk bijdraagt. Anders gezegd: Die ene
algemeen bruikbare informatievoorzieningenstructuur – informatie-infrastructuur
zeg ook maar – is vergaand ontkoppeld van de gevarieerde en wisselende
informatiebehoeftenstructuren van vele mensen, instanties, bedrijven enzovoort.
Heel krachtig!
06. In het Brabants dagblad
van 7 maart 2008 schrijft Prof. Dr. Ir. Jan Friso Groote (TUE) in Opinie: “Honderdduizend
maal excuus voorkomt geen ramp”: het wordt tijd voor een
software-ongevallenraad.
Een bestuurlijke maatregel
stelt u voor. Zoiets lees ik met stijgende verbazing. Natuurlijk zullen
bestuurlijke maatregelen ook best wel een positieve uitwerking kunnen hebben.
De schoen wringt ongetwijfeld op meerdere punten. De vraag is dan – heel
natuurlijk: wáár knelt de schoen eerst en vooral. In een column besteedde ik
daar aandacht aan: “Leuker kunnen we
het wèl maken!”.
U schrijft: “Waarom ontstaan
problemen bij automatisering? Dat ligt primair aan de complexiteit van al het
mogelijke gedrag waar computerprogramma’s rekening mee moeten houden”. Ja,
klopt, dat gedrag, dat eindeloos gevarieerde gedrag…. Klopt als een bus. Dat
gedrag is domweg niet (op voorhand) te vangen. Wie weet er nu welk gedrag
vandaag of morgen nodig is? Maar… waarom proberen we dat dan nog steeds?
Onvermoeibaar lopen we ons dood en stoten we onze hoofden keer op keer tegen de
muur van – zeg maar – absolute betekenisgeving waaruit het op voorhand
voorziene gedrag voortkomt en dient te worden ondersteund. Gekkenwerk.
Waarom blijven informatici in
hun eigen gedrag halsstarrig volhouden dat gedrag wèl op voorhand te vangen is
met hulp van software? Kijk naar CCTS (Core Components Technical
Specification), kijk naar Archetype/openEHR. Kijk naar ePV. Allen gaan er van
uit dat er een ruim voldoende omvattende betekenisruimte opgespannen kan
worden, waarbinnen ieder dan wel de betekenis van zijn/haar gading kan vinden -
vandaag, morgen en zo verder. Pertinente Onzin! Zoiets biedt domweg te weinig variëteit.
Kijk Ashby er maar op na! Over Core Components schreef ik een artikel: “Core Components zijn voor gisteren”.
Kent u (het werk van) Pieter
Wisse? Dat is meer dan de moeite waard. Zo geeft “Semantiek,
interoperabiliteit en infrastructuur” alvast allerhande antwoorden op uw
vraag “Waarom ontstaan problemen bij automatisering?”. Ook bijzonder de moeite
waarde zijn publicaties als: “Ontology for
interdependency: steps to an ecology of information management”, “Civiele informatiekunde
vergelijkerderwijs”, “Civil information
management, a short introduction: an information discipline for society and the
metaphor of traffic” en “Betekenissen van Jip en
Janneke”.
Treffend doet Pieter op
verschillende plaatsen uit de doeken dat er naast het vak van de
informaticus – heel dringend – ruimte voor een Nieuw Vak, een Nieuwe Discipline
dient te komen: civiele informatiekunde. Het gaat vandaag de dag immers
niet langer om losse informatica-constructies, maar wat prominent voorop komt,
is de samenhangende toepassing ervan. En dat is een àndere wereld. Een wereld
die de bedding dient te gaan vormen voor de wereld van de informatici. Zoals
verkeerskunde ooit is voortgekomen uit o.a. de autotechniek… zo dient civiele
informatiekunde te gaan ontstaan uit informatica.
07. Suppose there are objects.
Suppose there are relations. Relations that relate objects to other objects.
Objects that live, act, are acted on, change and are on the move (in motion) –
all the time. Relations that live, act, are acted on, change and are on the
move (in motion) – all the time. Living objects that continually create and
recreate the relationships with which they are connected to each other. Living
relations that continually create and recreate their related objects. To me
that’s motion.
Suppose I focus my attention on a particular
object. To me that object ‘rises’ – together with the relations that relate that
object to its surroundings. To me that object becomes something like a ‘foreground’.
Foreground related through relations to its surroundings. Surroundings that to
me become background, that become context as a consequence of me focussing my
attention on that particular object. I could have focussed my attention on
another object… creating another context. I could have focussed my attention on
the first object at another point in time… creating yet another context. As
long as I do not focus my attention on a particular object, to me there is no
context.
So, as long as I happen to focus and shift
focus… context happens. It never rests. It is continually changing according to
my focussing-actions.
So, using your re-terms… I would say there is
a lot of ever changing content in what to me counts as context – from situation
to situation. I would say there is a lot of ever changing content in what to me
counts as the object I focus my attention on – from situation to situation.
The meaning of an object is determined by the
context in which that object appears. Other context? Other meaning!
In our context-unaware systems there is no
arrangement of meaning; there is only absolute meaning. He who takes context
into account creates in a coherent fashion room for the arrangement of meaning…
for the differentiation of meaning driven by context.
Does that kind of I make any sense to you?
How did I misunderstand you this time?
08. According to you, in a person which trait is most important – being
faithful or being honest?
I suggest you take the two as a contragram…. Yielding: The honesty of
faithfulness is the faithfulness of honesty. Honestly: then you’ll get to the
peculiarity of your faithfully asked question.
De vraag: “According to you, in a person which trait is most important –
being faithful or being honest?” werd begin maart gesteld op LinkedIn.
09. In de Digitale Computable van 13 maart 2008 bericht Diederik Toet over:
“Artsen:
voer het EPD eerst regionaal in”.
Stel je voor… je hebt een
vervoermiddel nodig (een EPD of zo). Dat doen we regionaal. A verzint een
paard. B verzint een wagen. Een paard en wagen verzinnen is immers veel te lastig.
Je moet dan aan allerlei eisen voldoen die regionaal niet (zo zwaar) tellen.
Later (landelijk) doen we de los geconstrueerde onderdelen wel bij elkaar. Tja…
dan blijkt dat je met zo’n combinatie de snelweg niet op mag en je hebt te
beperken tot binnenweggetjes en zandpaadjes. Ook technisch gezien loopt het op
landelijk niveau allemaal niet zo soepel. Enzovoort.
Wie essentiële (!) landelijke
uniformiteit niet op voorhand – qua ontwerp
dus – vóórziet… en met constructie maar
alvast op regionaal niveau start… kan later naar beoogde integratie fluiten.
Waarom? Omdat het ontwerpbereik niet
verder reikte dan de enkele regio. Wie een landelijk EPD wil, moet qua
ontwerpbereik ten minste landelijk denken (liever nog wat ruimer). Wie daarna
de constructie en invoering regionaal
ter hand wil nemen… Een uitstekend idee!
Wie ontwerpendeweg niet verder kijkt dan een constructieneus lang is, verknoeit gemakkelijk veel geld. De ontwerpneus is beslist een fysiek àndere
neus dan de constructieneus. Het
artikel gaat met dat wezenlijke verschil uitermate slordig om.
Toevoeging: Wie zich wat nader
wil informeren, wie verder wil/durft te kijken dan zijn neus lang is, vindt in
“Informatieverkeer
in publiek domein” van de hand van Pieter Wisse
een Schat aan Waardevolle Informatie!
10. Sjonge, Archetype/2-level
(of zoiets) lijkt wel er-rug veel op CCTS. Op de één of andere manier hebben
mensen toch iets met deze manier van vastlopen. Het heeft veel weg van het
koken van een kikker door hem in een pan-op-het-vuur gaandeweg aan de kook te
brengen. Kikkers laten zich zoiets gewoon welgevallen.
Wie een kikker een
metapatroon behandeling geeft door hem pardoes in heet water te mikken, merkt
dat het beest er – floeps – zo weer uitspringt.
Je moet wel sterk in je
schoenen staan om dan toch voor metapatroon te kiezen :-).
11. Ik heb je reactie nu een
keer of wat gelezen en probeer te doorgronden ‘waar’ je denkendeweg ‘zit’ (of
zou kunnen ‘zitten’).
Wat mij aanvankelijk in
verwarring bracht, is de manier waarop je het woord ‘ictegratie’ gebruikt (zie
“Aanzet tot Informatie-infrastructuur”).
De zinnen “Maar bij Ictegratie wordt het andere koek. Ictegratie, mits goed
uitgevoerd, juich ik overigens toe. Sterker: het metapattern faciliteert
ictegratie in optima forma” zou ik zo niet 1-2-3 hebben kunnen
bedenken/opschrijven. De bekende spanning tussen intentie van de schrijver en
interpretatie van de lezer. Jij geeft met jouw gebruik van het woord ‘ictegratie’
een positieve draai aan ictegratie; een draai die ik alleen maar kan begrijpen
als je onder het “mits goed uitgevoerd” verstaat de uitvoering vanuit een
bedding van goed geordende betekenissen. Zo kun je ictegratie inderdaad lezen –
zij het dat ik dat er niet in heb willen leggen. Met ictegratie bedoelde ik de ‘verkeerde’
vorm van integratie aan te geven; met integratie de ‘goede’. In mijn tekst ben
ik daarover niet voldoende duidelijk geweest – zie ik nu.
Even verderop schrijf je: “Dat
deel van het model, en úitsluitend dat deel, moet zij voor haar rekening nemen.
Voor de rest moet zij de boer op gaan om bij de (vermeende?) eigenaren van de
andere relevante contexten over het gebruik van hun informatie”. Daarmee zet je
naar mijn idee de deur open naar je eigen ‘vastlopen’. Want: waar vind je
zoiets nu al als een min of meer gespreid bedje klaarliggen?
Prima dat je de boer op gaat,
maar ga dan om te beginnen eerst op het eigen erf aan het werk. En doe daarbij
alsof je erfjes van anderen betreedt. Een soort pseudo herverkaveling van het
eigen erf – zeg maar. Wie zo op het eigen erf ‘de boel’ heeft klaargezet… kan
er – als de buitenwerelden er klaar voor zijn – zo mee de boer op; dat geeft
ruimte. En zolang de buitenwerelden er nog niet aan toe zijn, werpt het intern
zijn vruchten alvast af: ‘de boel’ is immers op robuuste wijze
informatie-infrastructureel opgezet! Toekomstige ontwikkelingen varen daar
alvast wel bij.
Dat is waar Pieter Wisse ook
op wijst als hij schrijft: “Terecht merk je op dat dergelijke informatie binnen
en buiten de organisatie nog helemaal niet beschikbaar is om die ene taak te
optimaliseren. Hoe kleinschalig je ‘intern’ ook opvat, daarvoor kan je
informatievoorziening opzetten alsòf ‘de rest’ eveneens volgens metapatroon
functioneert. Dat leidt tot de eerste optimaliseringsslag, want eindelijk
ontstaan eenduidige koppelvlakken. De tweede slag sla je inderdaad pas, wanneer
‘de rest’ meedoet volgens de gelijke methode”.
In mijn ‘Aanzet tot Informatie-infrastructuur’
wijs ik daar in het laatste tekstblok ook op: persoonsinformatie,
weersinformatie enzovoort.
Jouw ‘uitgeversvoorbeeld’ ken
ik niet, maar je maakt mij niet wijs dat een uitgever niet van-alles-en-nog-wat
aan informatie bij zich heeft die eigenlijk ‘van buiten’ komt! (Cryptisch:
binnen is bij de gratie van buiten).
Mij rest niets anders dan als
‘uitnodiging’ stug te herhalen wat ik al eerder schreef: “Neem dus een eigen-praktijk-probleem
dat je werkelijk aan je eigen lijf raakt; alleen dan ga je voldoende deep down
the rabbit hole”.
12. Als ik het goed begrijp
zijn we het behoorlijk eens over de overeenkomsten tussen de funderende
concepten van enerzijds openEHR en anderzijds CCTS. De wegen scheiden -pas- op
het niveau van uitvoering – zo geef je verder aan.
Voor mij is dan kraakhelder
dat als CCTS niet kan werken… openEHR ook niet kan werken (dwz.
niet signifcant béter kan werken dan dat we nu van de beste openXYZ-en en
ABC-TS-en kennen). OpenEHR is daarmee… net als CCTS… van gisteren. We komen er
vandaag en morgen en daarna immers niet substantieel, niet wèrkelijk vèrder
mee. Zie mijn artikel voor details.
De ‘gevangenis’ die openEHR
haar gebruikers aanbiedt, is voor vandaag misschien nog passend, knelt morgen
en daarna volgen de ontsnappingspogingen: de één na de ander wil iets met/van
openEHR waarop het conceptueel niet is berekend: passende variëteit. Dat loopt
dan – net als we vandaag en in de achter ons liggende jaren zoveel zien en
hebben gezien – weer uit op polderen en knutselen enerzijds en gemopper op
klanten anderzijds omdat ze er helemaal niets van begrijpen.
Mooier kan ik het niet máken.
13. Als kikkers treden hier
op de CCTS/openEHR adepten. Zij laten zich – zonder dat ze het ook maar in de
gaten hebben – rustig garen. En omdat ze dat naderende onheil niet zien, niet
herkennen, òntkennen ze dat onheil doodleuk. Niet dat ze het niet zouden kunnen
zien – dat is het niet. Maar vaak is het zo dat ze zichzelf de pan en het
gasstel heel zorgvuldig hebben uitgekozen. En het werkt! Tja, als er dan iemand
langskomt en zegt dat er levensgevaar dreigt… Hoezo? Ik voel me kiplekker!
Gaarkoken? Niets dat daar op wijst. En vanuit een dergelijk being there in the
world kan het maar zo gebeuren dat één van de kikkers heel oprecht vraagt: ‘Wie
of wat zijn de kikkers’?
14. Dat – floeps – is een
levensreddende beweging! Subiet na de sprong wordt er al veel helder. De sprong
blijkt kwalitatief. Een extra dimensie opent zich. Zeg maar van het platte vlak
naar het drie-dimensionale. Een nieuwe ruimte ontvouwt zich. Een ruimte die de ‘vorige’
geheel omvat. En vanuit die ruimte zie je heel helder de beperkingen van de
vorige ‘ruimte’; het 2-dim. platte vlak. Niet dat het platte vlak fout is; nee –
daar gaat het niet om. Waar het om gaat is dat 2-dim. alleen maar veel
beperkter is dan 3-dim. (minder variëteit). En dat zie je niet zolang je je er
niet buiten begeeft door de derde/volgende dimensie te openen/betreden. Niet
dat 3-dim. alleen maar goed zou zijn; nee daar gaat het niet om. 3-dim. is
alleen maar ruimer. Er is veel meer variëteit! Hoeveel platte vlakken passen er
in 3-dim? Dat zijn er nogal wat!
15. Dat begrijp ik heel goed.
3-dim. beelden passen alleen maar via projectie in 2-dim. En zo’n projectie
laat van het oorspronkelijke beeld doorgaans niet veel heel.
16. “Wat feitelijk telt, is
aan wie een inherent òndeskundige zijn vertrouwen schenkt”, schrijf je. Rust
vertrouwen niet op/in de trager bewegende onderstromen (de vaste(re)/invariante(re)
gedragspatronen?) in relaties? Daarzonder is er niet of nauwelijks basis voor
vertrouwen – lijkt me. Is er alleen nog maar de waan van de dag die geen andere
onderstroom meer kent dan een willekeurige vorige waan van een dag. Vertrouwen
laat los en losgeslagen vertrouwen raakt rap verder op drift door erdoor
aangewakkerde hang naar transparantie. Da’s pas vertrouwensdynamiek! “Show me!”,
hijgt de manager/bestuurder/…, zijn ogen vast gericht op een dashboard met twee
of drie metertjes/lampjes. Niet méér: te ingewikkeld. Niks “Trust Me”. Vol
zèlf-vertrouwen gaat hij de mist in. Mist? Welke mist?
17. Poeh, jij bent er nog
eens flink ingedoken zeg! Zo’n uiteenzetting zette me toch even aan tot verdere
openEHR studie. Ik heb getracht Archetype te ‘vangen’ op basis van hun eigen
teksten.
Wat ik nu zie is dat zij met
Archetypes bedoelen de op vóórhand vàstgestelde verzameling gevariabiliseerde
zinnen (gedragspatroontjes) die van daaruit tot betekenis zouden kunnen komen
in de vorm van Templates. Een Template is dan zoiets als een voor een bepaalde
(be)handelingssituatie betekenisvolle selectie van zinnen uit één of meer
Archetypes.
Per Archetype gaat het heel
nadrukkelijk om een op vóórhand vàstgestelde ruimte. En bij dat vàststellen van
die ruimte door middel van een verzameling talige zinnen/gedragspatroontjes is –
waar mógelijk – gebruik gemaak van gedragsgeneralisaties, hetgeen de
mogelijkheden om via Templates tot (fijnmazige) betekenis te komen alvast
verder inperkt.
De primaire inperking voor
Archetypes is dat ze slechts betrekking hebben op ‘de zorgverleningscontext’.
Wat ‘dat’ precies is en hoe veranderlijk en/of beweeglijk ‘dat’ is in tijd/ruimte
blijft ‘gewoon’ in het midden (wel is het zo dat Archetype nogal statisch
aanhoort en aanvoelt). Is het de zorgverleningscontxt in het algemeen? Is het
de zorgverlingscontext waarin Zorgverlener Z zich op dit moment samen met patiënt
P daar-en-daar D in (be)handelingssituatie B bevindt? Beide kan ik in/uit
verschillende tekst-elementen opmaken. Kort gezegd: de openEHR horizon zweeft.
Nu kun je die zwevende
horizon denk ik ook wel zien als een point of view. Een vertrekpunt. En van
daaruit ‘(be)ziet’ openEHR ‘haar’ ‘zorg’wereld. Vanuit dat view point worden om
de één of andere beweegreden – als ik het allemaal goed begrijp – als ‘major
view-areas’ Observatie, Evaluatie, Actie en Instructie onderscheiden….
Nu is elk vertrekpunt tegelijk
ook altijd een samenvattingspunt (ja, daar zit een contragram in). De vraag die
nog steeds op antwoord ligt te wachten, is wat precies de samenvatting is die
tot dit vertrek heeft aangezet. Als ingrediënten voor dat antwoord figureren
mogelijk: op vóórhand vàstgestelde, gedragspatroontjes, gedragsgeneralisaties,
(be)handelingssituatie, zorgverleningscontext, Observatie, Evaluatie, Actie en
Instructie.
Ik zal het wel niet
begrijpen, maar – opnieuw – dat doet toch er-rug sterk denken aan het
samenvattingspunt van CCTS? En in welk vertrekpunt dat samenvattingspunt uitmondt…
zijn voor gisteren.
Mis ik iets? Mogelijk dat ik
hier en daar wat grote stappen neem…. Maar volgens mij lopen bij openEHR het
doelige en het middelige niet alleen in elkaar over, maar ook dwars door elkaar
heen. Van möbiusring tot gordiaanse knoop….
18. Ik krijg de indruk dat men
steeds heel serieuze pogingen doet om metapattern te begrijpen vanuit rocksolid
openEHR. Jouw metapattern based argumenten worden stelselmatig ingepast in openEHR
begrijpelijkheden… uitmondend is zoiets als ‘zie je wel; eigenlijk is het
gewoon hetzelfde’.
19. Nee, tegen zulk rotsvast
geloof… met zoveel overgave beleden… is geen kruid gewassen. Maar dat ze zo
onbeschaamd hun handen in onschuld staan te wassen… dat irriteert me.
20. Prachtig vind ik dat –
een derde (?) note-writer is van start gegaan! Ja, zo ben ik – om maar wat te
noemen – heel blij met jouw metafoor over de één/twee-ogige die je in één van
je notities gebruikt! Leerlingen onder elkaar. En – ja dat vind ik – dat soort
parels m-o-e-t je niet voor jezelf of voor ‘ons’ willen houden. Die parels
geven een lezer nu net die heldere lichtflits als hij/zij zo’n notitie onder de
juiste ‘hoek’ waarneemt.
Maart
2008, 2008 © Jan van Til