Aanzet tot Informatie-infrastructuur
Jan van Til
Deze
tekst diende als ‘verhaallijn’ voor een presentatie met als titel “Informatie-infrastructuur – ordening in
informatieverkeer”. Tekst en presentatie vormden voor mij tegelijkertijd
ook een reflectie van mijn stand van denken (oktober 2006) rondom onderwerpen
als informatie-infrastructuur, metapatroon, context/tijd en conceptuele
informatiemodellering. Invloeden van Pieter Wisse
zijn onmiskenbaar en – voor wie wat ingelezen is in zijn werk ook duidelijk
herkenbaar.
Situatie, betekenis en
gedrag.
Volgens inzichten van de
sociale psychologie stuurt de situatie betekenisgeving en stuurt de gegeven
betekenis op haar beurt weer gedrag.
Als het woord ‘blokken’
verschijnt in de situatie volleybal leidt dat tot een andere betekenis en
daarmee dus tot ander gedrag dan wanneer hetzelfde woord verschijnt in
bijvoorbeeld een onderwijssituatie.
Zo kan – alweer bijvoorbeeld
– de uitroep ‘tijger!’ – ergens achter u –
plaatshebben in heel verschillende situaties: gekooid in een dierentuin of
uitgebroken om maar even wat te noemen. Zonder twijfel hecht u aan beide
situaties tótáál verschillende betekenissen, met
bijpassend gedifferentieerd gedrag. Omgekeerd mag verwacht worden dat de tijger
zelf ook gevoelig is voor genoemd verschil in (betekenis van de) situatie –
enfin, dat ziet u snel genoeg aan zijn gedrag.
Welnu, in dat gedrag zijn informatiekundigen geïnteresseerd. Want van dat gedrag
leggen zij – ten behoeve van informatievoorziening – de relevant ge(d)achte elementen vast.
Altijd.
Betekenis is dus àltijd betekenis-in-situatie;
betekenis is níet los verkrijgbaar. Andere situatie,
andere betekenis, ander gedrag. Altijd. Nu is het van groot belang om
betekenissen goed uit elkaar te houden (te ordenen). Daar waar betekenissen
door elkaar gaan lopen, volgt spraakverwarring die zich – mensen onder elkaar –
doorgaans manifesteert in een vraag als ‘Hoe bedoelt u?’.
Orde in betekenis.
Tot voor kort bleven
betekenissen in applicaties ook keurig apart staan. Dit omdat het gros van de
applicaties als hulpmiddel diende in evenzoveel afzonderlijke situaties. Zonder
dat IT zich ervan bewust was, bleven betekenissen op die manier netjes (apart)
geordend. Data-inconsistentie – op de schaal zoals we die vandaag de dag kennen
– kwam niet voor.
Integratie met en door
mensen.
De verbindingen (relaties)
tussen al die verschillende situaties werden gevormd door… mensen. Mensen die
in geval van twijfel de hoe-bedoelt-u vraag stellen.
Mensen die ook onbewust (!) en automatisch (!) van situatie naar situatie
schakelen, de passende betekenis toekennen en het bijbehorende gedrag vertonen.
Op die manier werd – door de
tijd heen – de balans onderhouden tussen eigenheid per situatie (autonomie) en
relaties tussen situaties (onderlinge afhankelijkheid).
En de IT? De IT veranderde
daar niets aan. Betekenis bleef keurig geordend, want geïsoleerd per applicatie-en-haar-gebruikers (be)staan.
De mens stond en staat aan het roer! Alle betekenis is lokaal bijzonder;
algemeen geldende (over applicaties/systemen heen) informatie is er niet of
wordt door mensen gemedieerd: de meest beperkte vorm
van informatie-infrastructuur!
Ictegratie: integratie buiten mensen om.
Een dergelijke
betekenisordening loopt natuurlijk groot gevaar als situaties door middel van IT-gereedschap (interfaces) met elkaar verbonden raken.
Daar valt de mens als dynamisch regulerende factor immers weg: dynamisch
menselijke regulering stolt in een technische interface. Menselijk contact
raakt vervangen door machinale uitwisseling – zonder oog voor situationele
verschillen en zonder dynamiek.
Dan raakt informatie uit
verschillende situaties door elkaar zonder dat mensen van geval tot geval
intermediëren of er ook maar weet van hebben. Dan raken (uiteindelijk) ook de
situaties zelf met elkaar verward waardoor ze hun oorspronkelijke eigenheid
verliezen.
Het frappante is dat deze ictegratie direct onder onze ogen plaatsvond en nog steeds
plaatsvindt zònder enig noemenswaardig besef – bij
wie dan ook! – van de wezenlijke verschillen tussen
integratie en ictegratie.
Stolsels, verwarring,
ongelukjes en erger.
Mensen raken – via systemen-met-interfaces – geconfronteerd met informatie uit
andere situaties, informatie die ze mogelijk niet (voldoende) herkennen en van
een onbedoelde betekenis voorzien waardoor zij tot gedrag komen dat niet wordt
begrepen en niet wordt gewaardeerd.
En dan kan het ‘zo maar’
gebeuren dat (medische) archieven op de vuilstort terechtkomen en gevoelige
informatie ‘op straat’ ligt. Als zo’n ‘geval’ ernstig
genoeg is, volgt (grondig) onderzoek. Onderzoek dat vervolgens uitwijst dat de
systemen naar behoren functioneerden en er – helaas – sprake was van een… menselijke (?) fout. De procedures en regelgeving worden aangescherpt; terwijl
de kraan blijft druppen. De eigenlijke (informatiekundige) aard van de
problematiek wordt niet herkend, maar ten onrechte als bestuurlijke kwestie
opgevat en afgehandeld.
Deze situatie verslechtert
verder als machines (of ketens van machines!) namens mensen informatie gaan
manipuleren – d.w.z. zich volgens gestolde betekenisgeving van de ontwerper(s)
van de verschillende machines-met-hun-interfaces gaan
gedragen.
Herstel van geschonden
verhoudingen: herordening van betekenis.
Als – bijvoorbeeld – een adres
(straat, huisnummer, postcode en plaats) van systeem A wordt ‘doorgegeven’ aan
systeem B, raakt B ‘besmet’ met informatie uit (situatie) A, informatie die
voor de gebruikers van (situatie) B een (deels) andere betekenis heeft en daar
tot afwijkende interpretaties en daarmee tot gedrag leidt dat door de
gebruikers van systeem (situatie) A niet wordt begrepen/gewaardeerd.
Dat leidt tot ongenoegen over
‘het systeem’ en/of mensen uit de andere situatie die ‘het niet begrijpen’. En
na verloop van tijd vormt zich ‘aangepast’ menselijk
gedrag dat voldoet aan de belangen van de mensen in de nieuwe situaties A en B.
Dat nieuwe gedrag kan het ‘ongemak’, de ontstane spraakverwarring, de baas en
maakt de beide situaties opnieuw werkbaar (betekenisvol). In herstel tot
voldoende autonomie, eigenheid en mens-aan-het-roer
is opnieuw voorzien. Op aantasting van beleefde autonomie reageren mensen
altijd. Dat varieert – per individu – van volledige acceptatie, via ‘slikken’
tot het zoeken naar nieuwe wegen om de aangetaste autonomie en eigenheid (het
verschil dat je maakt met de omgeving) opnieuw te vestigen.
Vergeet de verschillen
niet!
Kijk, vaak komt die
informatie wel heel ‘aardig’ overeen, maar de verschillen – de nuances – zitten
hem natuurlijk in de details…. Als we voor bijvoorbeeld adressen één
gemeenschappelijke bron aanwijzen, een bron waar voor iedere gebruiker wel iets
in zit (overeenkomsten)… zit er voor al die gebruikers tegelijkertijd ook iets niét in (verschillen). Voor dergelijke informatierijke
‘details’ – details die nu precies het verschil máken
(en daarmee informatiewaarde creëren!) – creëren zij
vervolgens hun eigen situatiegebonden hulpmiddelen.
Stap naar nieuw
ontwikkelingsniveau.
Daar waar door ictegratie de eigenheid van de ‘oude’ situatie wegvalt of
verandert, gebruikt de vindingrijke mens diezelfde IT om zich in de nieuw
ontstane situatie te (herbe)vestigen en zijn
eigenheid, uniciteit enzovoort hernieuwd vorm te geven.
In veel bedrijven zijn mensen
al sinds jaar en dag goed voorzien van gereedschappen als Microsoft Access
en/of Excel. En veel applicaties zijn inmiddels
voorzien van zoiets als download-naar-Excel
‘ondersteuning’. Via dergelijke ‘uitlaatkleppen’ komt informatie beschikbaar
die mensen lokaal kunnen verbijzonderen tot voor hen bruikbare informatie – de
‘echte’ applicaties bieden dergelijke ondersteuning immers niet!
En zo evolueerden veel gebruikers-van-IT-systemen naar een nieuw
ontwikkelingsniveau. In termen van Open Systemen (zie ook: Ilya
Prigogine) is er – kort door de bocht – sprake van
een surplus aan stressoren die maken dat het
oorspronkelijke systeem zich reorganiseert tot een nieuwe/hogere bestaansvorm
waarin het de stress die tot de reorganisatie leidde gemakkelijk(er) aankan.
Daar waar IT met interfaces –
onbewust – de impliciet aanwezige betekenisordening om zeep hielp, creëerden
mensen zelf een nieuwe ordening en gaven daarmee zelfs een eerste – ook weer –
onbewuste aanzet tot informatie-infrastructuur.
Daar waar IT zich actief
bemoeit met zoiets als de ‘integrale bedrijfsgegevens’, zorgen mensen zelf voor
de noodzakelijke lokale verbijzonderingen om het werk (gedrag) te doen dat bij
hun (werk)situatie past. En daarvoor levert IT – onbedoeld – passend
gereedschap in de vorm van hulpmiddelen als Microsoft Access en/of Excel.
Help!
Inmiddels beginnen deze bergen-met-lokale-bijzonderheden
iedereen boven het hoofd te groeien: terabytes aan
informatie dreigen onhandelbaar te worden. Niet alleen voor IT, die deze
informatie als ‘ongestructureerd’ aanmerkt, maar ook voor de mensen in hun
onderscheiden situaties zelf. De roep om – zeg maar – ‘institutionalisering’
van hun gegroeide informatieverzamelingen neemt dan ook toe. De volgende
ontwikkelingsgolf tekent zich af om uiteindelijk te leiden tot een nieuwe
‘afsplitsing’ van informatie. Deels met een (meer)
gemeenschappelijk/infrastructureel karakter, deels met een (meer) lokaal
bijzonder karakter. Dat zijn twee aspecten van één en dezelfde beweging.
Op weg naar de volgende
ontwikkelingsgolf?
Vraag is nu even hoe IT
hierop zal reageren. De nieuwe stroom informatie levert (veel) stress op want
past niet (zonder meer) bij de actuele stand van applicatie/informatie. Als IT
(als open systeem) deze stress aan meent te kunnen, zal ze mikken op een ictegratie-slag van de al bestaande met de nieuwe
informatie.
Hierbij zal (opnieuw)
informatie verloren gaan. Want zo’n ictegratieslag gaat via uniformering immers wederom gepaard
met verlies aan detail. Details die in-het-algemeen
niet (of minder) van belang zijn, maar voor de diverse specifieke situaties
juist het verschil uitmaken om juist gedrag te bewerkstelligen. Wie gebruikt er
eigenlijk informatie-in-het-algemeen? Niemand! Iedere
gebruiker van informatie doet dat in zijn/haar specifieke situatie. Altijd!
Absolute betekenisstandaardisatie kàn immers niet
omgaan met de door de mensen voor/in hun open systemen vereiste variëteit (Ashby; de wet van de vereiste variëteit). Algemeen geldige
definities voor heel-het-bedrijf zijn onverenigbaar
met een open systeem gedachte.
Interbellum.
En door dat informatieverlies
zal die ictegratieslag opnieuw leiden tot stress in
de open systemen van de gebruikerspopulaties. Stress die via nieuwe
reorganisaties tot een volgend bestaansniveau zal leiden of – en dat kan ook in
een open systeem – tot ineenstorting van het informatieverkeer van één of meer
populaties (eventueel via domino effect).
Als IT (als open systeem)
deze stress niet (meer) aankan, zal er ofwel ineenstorting volgen ofwel
reorganisatie naar een nieuwe/hogere vorm van behandelen-van-informatie.
Leveranciers van IT producten
spelen hierop enthousiast in met producten/productlijnen/modellen als
bijvoorbeeld Microsoft Sharepoint Portal en Enterprise Content Management (ECM), waarbij het Gartner model populair is. Met ECM wordt gemikt op die delen
van de lokaal bijzondere informatie die in aanmerking komt voor bepaalde vormen
van structurering. Sharepoint lijkt daarbij niet
(veel) meer te zijn dan een hulpmiddel en mogelijkheid voor gebruikers om zelf
orde te scheppen in hun lokaal bijzondere informatie (een doekje voor het
bloeden – zeg maar).
Daarmee lijkt het antwoord
van IT zoiets te zijn als: we kunnen de stress aan en zoiets als ECM is de
sleutel tot structurering van informatie. Met behulp van (te verbeteren) ictegratiemanagement completeren we de ictegratieslag.
Voor de overige gebruikersinformatie bieden we gebruikers het gereedschap Sharepoint.
Stagnatie.
Aan IT zijde stagneert op die
manier (voorlopig) ontwikkeling tot een nieuwe/hogere vorm. Want de momenteel
aangeprezen ECM-en en Sharepoint-en
van deze wereld zijn meer van hetzelfde; ze voegen niet wezenlijk iets nieuws
toe. De ‘hoogste’ vorm die pakketleveranciers tot nu toe kennen (en aanbieden)
zijn de zogenaamde ‘stamgegevens’; ook wel masterdata
genoemd. Díe moeten uniform zijn – zo beweren ze. Men
verliest daarbij uit het oog dat verbijzondering naar lokale omstandigheden
zich al direct vanaf de start – dus ‘middenin’ zoiets als masterdata
– manifesteert. Stamgegevens zijn op zijn gunstigst stammengegevens (of nog
beter: takgegevens).
Ook de in opkomst zijnde zgn.
Service Oriëntatie mikt van de opnieuw verkeerd, want mikt nu eenzijdig op
services. Ook de huidige oriëntatie op SOA biedt geen werkelijk soelaas. Het
gaat immers domweg niet óf om informatie óf om de services; het gaat om hun relatie! Het gaat om
adequate betekenisordening van informatie in relatie tot een verscheidenheid
aan services.
Op weg naar de volgende
ontwikkelingsgolf!
Op naar de volgende golf!
Onvermijdelijk. Er komt dat moment dat IT zich ernstig moet beraden op haar
positie. Dat is het moment dat IT de stress niet meer aankan – ontkennen heeft
geen zin meer – en wel móet reorganiseren (of
instorten). Zo’n muntje kan twee kanten op vallen. En
in een open systeem heb je dat nooit
helemaal zelf in de hand….
Informatie-infrastructuur.
Hoe kan ontwikkeling naar een
nieuwe en hogere vorm er uit zien? Kernachtig uitgedrukt luidt het antwoord op
die vraag: informatie-infrastructuur; een bewust gekozen en robuuste
informatie-infrastructuur. Dat past echter niet (direct) binnen de bestaande
denkkaders en vraagt om een (sterk) afwijkende manier van denken, kijken en
doen. De volgende elementen spelen daarbij een belangrijke rol: Context en Tijd
enerzijds en Concepten en de dingen waar ze naar verwijzen anderzijds. Vanuit
die beide noemers ontstaat zicht op informatie-infrastructuur.
Context en Tijd.
Het begint met de realisatie
dat situatie betekenisgeving stuurt en dat de gegeven betekenis op haar beurt
gedrag stuurt. Gedrag waarvan we de bijzonderheden – de relevante geachte
elementen – willen registreren.
Vervolgens realiseren we ons
dat er vandaag de dag nog maar weinig is dat lang hetzelfde blijft. De tijd dat
ideeën generaties lang meegingen is definitief voorbij. Binnen een enkele
generatie worden tegenwoordig meerdere ideeën ‘versleten’. Dynamiek.
Pluriformiteit. Individualiteit. Variëteit. Veranderlijkheid. Ze zijn regel
geworden.
Het wordt – voor wie het ziet
– meer en meer noodzaak gedrag, en daarmee alles wat we over dat gedrag willen
registreren, niet meer ‘op zich’ te beschouwen, absoluut, maar
expliciet te laten verschijnen binnen de zojuist opgevoerde dimensies van
context en tijd.
Daar waar ‘alles’ met ‘alles’
interacteert en alles op alles inwerkt – any place, any time…. Daar waar
situaties kriskras door elkaar lopen, daar waar ketens van machines namens
mensen handelingen verrichten (informatie manipuleren en daarmee situaties
veranderen), daar waar…. Daar staan we eigenlijk met z’n
allen op één groot (wereld)toneel waar een veelheid aan toneelstukken simultaan
wordt opgevoerd. Daar wordt je alleen nog wijs uit als elke handeling
verbijzonderd is naar context en tijd. Alleen dan zijn betekenissen dusdanig
geordend zodat je er ieder keer opnieuw wijs uit kunt worden.
Concepten en de dingen
waar ze naar verwijzen.
Wat is een ‘put-optie’ eigenlijk(precies)? Of een ‘click-fonds’?
Wie dat wil uitleggen, heeft vaak een lange weg te gaan voordat er concrete en
basale dingen worden ‘aangeboord’. Die lange weg loopt via tal van andere
‘lagere’ concepten naar de concrete dingen waarnaar uiteindelijk wordt
verwezen. En die concepten kennen doorgaans meerdere verwevingen: een put-optie is nu eenmaal niet altijd één en dezelfde put-optie (dat hangt van de specifieke context af!). Ook
kijken we er niet van op dat concepten door de tijd heen een verschuiving-in-betekenis doormaken.
In een
dergelijk netwerk-van-concepten kunnen dezelfde
labels op verschillende knooppunten – dat verbaast niemand – meer dan eens
voorkomen. Dankzij hun positie in zo’n conceptueel
netwerk raakt niemand in de war. Nou, ja – op voorwaarde dat je je bewust bent van dat conceptuele netwerk en de positie
van zo’n label in dat netwerk.
Wie stelselmatig de moeite
neemt concepten te ‘down-drillen’ tot de dingen waar
ze naar verwijzen, krijgt zicht op een basis die vergaand algemeen bruikbaar
is. Hoe vaak kom je – bijvoorbeeld – niet uit bij informatie over een
(rechts)persoon? Een plaats? Een tijd? Enzovoort.
Wie uitgaat van zo’n basis, ziet dat concepten verschijnen in de vorm van
relaties tussen basis elementen, tussen basis elementen en verschenen concepten
en tussen verschenen concepten. Daar waar door de tijd heen relaties niet
langer van belang worden geacht… worden relaties niet langer gelegd. Concepten
waarvan de betekenis door de tijd heen is gewijzigd, zijn ‘gewoon’ andere
relaties. Nieuwe verzamelingen basis-elementen kunnen
via juxtapositie probleemloos worden toegevoegd, waarna het leggen van de
gewenste relaties weer ‘as usual’ volgt.
Aanzet tot
Informatie-infrastructuur.
Vanuit dergelijke elementaire
verzamelingen worden die elementen geselecteerd die tot
informatie-infrastructuur worden verheven. Die selectie kan op allerlei niveaus
plaatsvinden: mondiaal, Europees, nationale staat, bedrijf, persoon. Wie
verstandig kiest – d.w.z. vanuit een open systeem gedachte – anticipeert alvast
op onvermijdelijke ontwikkelingen op de ‘hogere’ informatie-infrastructurele
niveaus.
Wie als bedrijf kiest voor
het zelf vastleggen van bijvoorbeeld persoonsinformatie doet er verstandig aan
dergelijke informatie alvast te onderscheiden in infrastructureel enerzijds en
lokaal bijzonder anderzijds. Op die manier kan – wanneer ‘Nederland’ er klaar
voor is – het infrastructurele deel ‘buiten de deur’ gezet worden. Wie als
bedrijf kiest voor het zelf vastleggen van bijvoorbeeld weersinformatie doet er
verstandig aan dergelijke informatie alvast te onderscheiden in
infrastructureel enerzijds en lokaal bijzonder anderzijds. Op die manier kan –
wanneer de ‘weerprovider’ er klaar voor is – het
infrastructurele deel ‘buiten de deur’ gezet worden. Enzovoort.
Een dergelijke werkwijze
leidt op termijn tot een substantiële verlaging van beheerskosten en een
structurele verbetering van de kwaliteit van informatie omdat duplicatie en
autarkie van de baan zijn. Elementaire informatieverzamelingen worden door
aparte partijen (enkelvoudig) bijgehouden, beheerd en beschikbaar gesteld. En
integratie management? Overbodig geworden; ictegratie
is – hoe paradoxaal het ook klinkt – opgelost door separatie in elementaire
informatieverzamelingen. Data-inconsistentie? Weer terug op het ‘oude’ niveau.
Betekenisordening? Geregeld! Je zou het haast
vergeten, maar het draait allemaal om geordende en kraakheldere betekenis any-time,
any-place en voor any-one.
In
voorgaande tekst – van oorsprong ‘slechts’ een verhaallijn – heb ik geen
bronverwijzingen opgenomen. Om die omissie zo goed mogelijk in te vullen,
verwijs ik – heel algemeen – naar de website van Pieter
Wisse.
Oktober
2006, www-versie maart 2008, 2008 © Jan van Til