2005

2005.02 Aantekeningen

 

Jan van Til

 

 

Onderstaande tekstfragmenten zijn hoofdzakelijk afkomstig uit een forumdiscussie en e-mail die ik verstuurde in de periode april en mei 2005. De volgorde van de fragmenten is chronologisch.

 

01. Het is altijd weer boeiend te zien hoe onverstoorbaar en onvermoeibaar de IT sector is in het aanzuigen van woorden uit allerlei vakgebieden. En daar is op zichzelf genomen helemaal niets mis mee; integendeel – het is zelfs toe te juichen! Als het ons tenminste verder helpt in ons begrip van de ons omringende werkelijkheid en/of ons een stap verder helpt in ons eigen vakgebied – bijvoorbeeld.
Zo is het woord ‘architect(uur)’ al een tijdlang in de mode; een biologerend woord – nietwaar? Architecten in allerlei soorten en maten verwierven zich (gretig) een plek op de agora-der-IT. Zoals gezegd: niets mis mee – zolang het ons maar verder helpt.
In deze forumbijdrage duikt het woord ‘kavel’ op. En mijn vraag is (heel voorspelbaar): helpt het ons nu werkelijk verder?
Mijn conclusie is – voorlopig, maar ik laat me graag bij/voorlichten – dat deze woorden in het onderhavige geval weinig tot niets toevoegen. Ik lees er dan ook maar omheen. Doel? Meer helderheid verkrijgen.
En als ik het goed begrijp gaat het erom handvaten te formuleren die zicht geven op de (mate van) verwevenheid van een stukje organisatie met andere stukjes organisatie en wel met het oog op outsourcing of het onderbrengen in een SCC of het verbeteren van de bestuurbaarheid van de onderneming.
Nu heb ik eigenlijk het idee dat dit niet allemaal gelijksoortige zaken zijn. De meest verstrekkende is – lijkt mij – de laatste: het verbeteren van bestuurbaarheid van de onderneming. Het komt mij zo voor dat er hier een keuze moet worden gemaakt. Het doel waarmee men kijkt bepaalt nu eenmaal vergaand wat men ziet. En ongelijksoortige doelen tegelijk in je hoofd houden is voor mensen toch erg lastig.

 

02. Poeh! Dat hakt er even stevig in zeg – zo’n reactie! Ik moest je reactie (inclusief verwijzing naar het artikel – waarvan de titel de inhoud al vergaand blootlegt) wel een paar keer (over)lezen en tijd en gelegenheid geven om goed bij me naar binnen te komen. En het is moeilijk – maar wel heel erg de moeite waard! – om al lezende niet je hakken in het zand te zetten (want dan stopt de tekst met binnenkomen; blijf dus proberen!).
Nou, ja zeg…. Iedereen is er stil van…. Nu hoop ik maar dat het de spreekwoordelijke stilte voor de storm is. Mijn bedoeling was en is niet meer en niet minder dan het enigszins anders (in)richten van de discussie. Want: voortborduren op een – naar mijn idee – minder gelukkige inkadering van reëel gevoelde problematiek leidt immers niet tot praktisch bruikbare en waardevolle voorzieningen.

 

03. Mondige burgers geven stem aan hun betrokkenheid bij wat er in hun directe leefomgeving gebeurt. Leefomgeving is hier wat mij betreft het kernwoord. Leefomgeving is de omgeving waarin zij dagelijks ademen... en adem is een wezenlijk ingrediënt voor het leven... zij hechten daar dan ook veel waarde - inderdaad - levensbelang aan.
Nu zie ik de mondige burger maar even - zie eerdere discussies op dit forum - als ‘vraagkant’. De gemeente is dan de ‘aanbodkant’. En wat is nu de reactie van de gemeente (wellicht veel gemeenten)? Het juridisch dichttimmeren van de bestemmingsplannen. Dat is jammer! Een afwerende, defensieve houding, waarmee men de zaak uit handen geeft: de rechter bepaalt. Het middel werkt averechts en verergert de kwaal.
Een mondig wordende vraagkant is op zoek naar evenwicht: wil haar kind-rol verruilen voor die van de volwassene. Dat vraagt van de aanbodkant ook een rol-wissel: de ouder-rol dient eveneens te worden ingewisseld voor die van de volwassene. Dan kun je nog eens met elkaar in gesprek komen - over de inrichting van de leefomgeving. DE leefomgeving? Nee, die van de mensen die samen dagelijks hun leefomgeving vormgeven. Dan kom je samen verder. Dat schept een band. Zo werk je aan de samenleving. Dan hebben we daar de rechterlijke macht niet bij nodig.
Maar... Net als bij de gemeente zien we in de IT dat de aanbodzijde niet van zins is haar ‘primaat’ op te geven - waarom zou ze. Blijven we dan heen en weer flippen tussen kind-ouder/ouder-kind rolverwisselingen? Het goede nieuws is dat de mens-als-burger-in-de-maatschappij mondiger is - meer een rechtgeaard vraagkanter is - dan de mens-als-functionaris-in-een-bedrijf.
Hoe kan de vraagkanter-in-een-bedrijf het best tot leven worden gewekt? Moet ze - op de een of andere manier - een onafhankelijke (juridische) instantie in de arm nemen om zich de rol van volwassene te verwerven? Aan welke - redelijk onafhankelijke – instanties (‘ambassadeurs’) kunnen we dan denken? Zijn er betere kandidaten dan de OR te vinden? Of moeten we maar stilletjes afwachten totdat de mondigheid van de burgers-in-de-maatschappij overslaat in de bedrijven?
Hoe kunnen we het beste een vraagkantersbruggenhoofd bouwen? Wat zijn zoal de ideeën die op dat vlak leven?

 

04. Ja, ik denk dat onderling respect een belangrijke rol speelt. Wat kan ik VOOR je doen i.p.v. wat kan ik MET je doen. Werkelijke betrokkenheid bij lokale levenssferen. Dat kost tijd: inherent aan het bouwen aan en onderhouden van relaties. Veranderende verhoudingen vormgeven lukt niet vanachter een bureau. Dan moet je de wijk in. Contact maken met zo’n levenssfeer. Weten wat er leeft. (Be)leven wat er leeft. Je kwetsbaar durven opstellen. Tijd nemen om schade te herstellen en vertrouwen te herwinnen.
Aan bezwaren geen gebrek: Veel te soft. Veel te idealistisch. Te duur. Kost teveel tijd. Zo haal je je targets niet, ... etc. En daar zit uiteraard ook de vraag naar autonomie(verlies) achter. Autonomie in een ouder-kind relatie voelt nu eenmaal anders, werkt nu eenmaal anders dan autonomie in een volwassenene-volwassene relatie. Heel anders.
Dan kunnen we natuurlijk onze schouders ophalen en overgaan tot de orde van de dag. Zo van: leuk hoor, maar dat is niet verenigbaar met hoe we de dingen vandaag de dag hebben ‘draaien’.
Vruchtbaarder is wat mij betreft de vraag hoe deze - schijnbaar - twee werelden te combineren. D.w.z. met behoud van voldoende autonomie in lokale levenssferen een snel draaiende en sterk pluriforme samenleving vorm te geven (in plaats van een samen-langs-elkaar-heen-leving).
Hoe pakt de vraagkanter voldoende autonomie zodat ie met beide billen op zijn eigen stoel zit, zonder dat ie verwaand wordt en denkt dat ie de aanbodkant niet meer nodig heeft? Hoe bouw je daarvoor een bruggenhoofd?

 

05. Je stelt: ‘Kennelijk heeft de schrijver een bepaald beeld…’. Ik zou haast zeggen: uiteraard! Zonder dat beeld gaat het immers niet. Zonder beeld komt er helemaal niets van de grond. En als je dan toch een beeld hebt, ontwikkel je dat als opdrachtgever verder. Samen met een kan-niet-schelen-wie architect? Ondenkbaar. Nee, je kiest een architect die bij je 'past'. Een architect waarmee je voldoende verwantschap voelt. Één opdrachtgever ontwikkelt met 10 architecten immers 10 (totaal) verschillende uitkomsten - zoveel is zeker!
Hoe gaat zoiets dan bij een nieuw IT-systeem…? En zo zou het ook moeten gaan met een nieuw IT-systeem. Welke betekenis gaat de waarnemer en gebruiker van het systeem straks aan de gerealiseerde informatische constructie hechten (uitstraling van de constructie)? Wat voor beeld/gevoel krijgt de waarnemer/gebruiker straks als hij/zij met de gerealiseerde informatische constructie werkt? Zitten alle ‘ramen’, ‘deuren’ etc. op de juiste plek etc? Kan hij/zij zich gemakkelijk door de gecreëerde (informatie)ruimten bewegen en voelen ze goed aan? Ligt de informatie die hij/zij zoekt a.h.w. voor het oprapen? Loopt het informatieverkeer als vanzelf? Etc. Etc. En als opdrachtgever en architect samen het totaalbeeld, het ontwerp uitontwikkeld hebben, zoeken ze een geschikte IT-systeem-aannemer; één die hen ‘past’.
Hoe kies je je architect (informatiesysteembouwkundig ontwerper)….
Op basis van gevoelde/beleefde verwantschap. Op basis van vertrouwen. Met je onderbuik. En daarbij hoef je je verstand natuurlijk niet uit te schakelen. (tja, objectiever kan het niet; hoeft het ook niet wat mij betreft).

Vroeger - met natuurkunde - toen het ging over golven, interferentie en zo… heb ik geleerd dat wanneer golven met dezelfde frequentie en in fase bijeenkomen ze elkaar versterken. Naarmate ze verder uit fase raken neemt de versterking af. en op het moment dat ze in tegenfase zijn... doven ze elkaar uit. Interessante proeven!
Als we onze bijdragen nu eens als golven opvatten… wat zouden we er dan over kunnen zeggen? Ik heb zelf inmiddels de indruk opgedaan dat het toch wel het meeste weg heeft van golven in tegenfase. De golven gaan in ieder geval langs elkaar heen - zonder dat ze een interferentiepatroon achterlaten. Ik ben er hoe dan ook niet in geslaagd dat patroon te ontdekken. Wat denk jij?

 

06. De hedendaagse wetenschappelijke praktijk is vergeven van het mechanistische model-denken. Ons wereldbeeld is vandaag de dag door-en-door mechanistisch. En in dit wereldbeeld speelt de mens eigenlijk niet meer zo'n rol van betekenis. Wetenschappelijke modellen (mentale mechaniekjes) heten objectief – er is derhalve geen plek voor menselijke essentials; dat heet dan subjectief. De mens – bijvoorbeeld – reduceert tot een ‘vervangbare’ fte. De menselijke beleving van een ruimte – bijvoorbeeld – reduceert eenvoudigweg tot l x b x h. Etc.
Wel is er in de wetenschappelijke modellen ruim plaats voor feiten, harde feiten: uitspraken over modellen, over mechaniekjes. Maar de beleefde waarde van een constructie, de mate waarin een constructie leeft of dood is (de mens doet op(en)bloeien of krimpen), de mate waarin mensen, constructies, … harmoniëren, … etc. etc. dat zijn slechts subjectieve meningen van mensen – daar kan de hedendaagse wetenschap – objectief – niets mee. Maar die neus is voor mij te kort. Ook dat soort ‘meningen’ kunnen worden beschouwd als feiten (vergelijk Christopher Alexander). Nu is er met model-denken op zichzelf genomen niets mis – we hebben er heel veel mee bereikt zelfs! Erzonder zou de aanblik van de wereld waarschijnlijk een heel andere zijn! Het gaat echter – uiteindelijk – fout als we uit het oog verliezen dat het model niet de werkelijkheid is, maar slechts model. En de vraag is in hoeverre wij vandaag de dag – ongemerkt – toch wat de weg zijn kwijtgeraakt en voor –complete– werkelijkheid zijn gaan houden wat slechts een (gebrekkig) gekozen –deel– ervan (een model) is. Descartes is – dacht ik – zo zo'n beetje met model-denken begonnen. En het heeft een hoge, hoge vlucht genomen. We zijn er tot diep in al onze vezels mee doordrenkt en de mechanistische paradigma's werken in heel ons dagelijks bestaan door – veel meer dan dat we voor mogelijk houden en waar we ons bewust van zijn. Wellicht is het een goed idee toch eens verder te kijken dan dat deze eeuwenoude neus lang is.


07. Welke betekenis gaat de waarnemer/gebruiker straks aan de gerealiseerde informatische constructie hechten (uitstraling van de constructie)? Wat zal de informatische constructie straks méér zijn dan een stapel computer-instructies? Hoe gaat hij/zij de constructie beleven? Wat doet de constructie (met) hem/haar? Wordt hij/zij er meer mens door (of krimpt hij/zij)? Wat voor beeld/indruk/gevoel krijgt de waarnemer/gebruiker straks als hij/zij met de gerealiseerde informatische constructie aan de slag gaat? Zitten alle ‘ramen’ (informatische lichtinval), ‘deuren’ (t.b.v. informatieverkeer) etc. op de juiste plek etc.? Kan hij/zij zich gemakkelijk door de gecreëerde (informatie)ruimten bewegen en voelen ze goed aan (zie ook http://www.informatieruimte.nl)? Ligt de informatie die hij/zij zoekt a.h.w. voor het oprapen? Loopt het informatieverkeer als vanzelf? Zit het geheel van de constructie m.a.w. zo in elkaar dat we ons er vrij en met plezier in/bij/om/door bewegen en dat we ons door een dergelijke constructie met plezier laten vormen (bezielen) omdat we zelf er zoveel warm menselijks (bezieling) in hebben gelegd?

 

08. Inderdaad, het lijkt er vandaag de dag sterk op dat alles – of het nu los of vast zit – graag en snel en veel wordt geofferd op het altaar van de vrije markt(werking). De mens met vaste tred in dienst van de mallemolen die we de vrije markt zijn gaan noemen. De mens als verlengstuk van technologie, als verlengstuk van zijn beurs, van zijn aandelen, zijn (tweede) huis (in Frankrijk), de mens als verlengstuk van – noem het maar; niets is te dol – van alles en nog wat.
Het is – denk ik – ook een kunst om goed waar te (blijven) nemen. Hoe vrij ben je als mens nog? Ben je in de economie van de vrije markt niet volledig vrij om je nek tussen de spijlen van de kooi die we vrije (?) markt noemen – desnoods wild – op en neer te bewegen? En… driewerf hoera voor deze onvolprezen vrijheid… maakt het daarbij nog uit of je jezelf in de kooi waant of erbuiten? Ter geruststelling: de markt doet haar werk wel. Het is zelfs de vraag wie of wat het precies is dat beweegt: Jijzelf?
De kooi? Allebei?

09. Kan IT-architectuur tot een kunst verheven worden? Ja, ik denk het wel. Niet van vandaag op morgen (dat is wel vervelend: alles moet zo snel vandaag de dag). Wel: Gewoon vandaag ermee beginnen (en stug volhouden). Door – bijvoorbeeld – van alles en nog wat weer (opnieuw) in dienst van de mens te stellen – tot verlengstuk van de mens te maken (bedenk: het is maar een voorbeeld!). Niet om beroemd te worden; niet om een gevierd architect te worden (voor je het weet zit je weer met je nek tussen de spijlen).

10. “Of laten we de mondige klant meteen ook maar beslissen hoe we ons als product positioneren en geven we dat dan maar meteen uit handen?”, vraag je…. Tja, als de mondige klant dáárover denkt te kunnen gaan beslissen, schiet hij/zij wat mij betreft door naar de ouder-rol en is hij/zij vergeten te wat zijn ‘natuurlijke’ plaats is. De klant die een soort van greep naar de macht doet; macht die tegenmacht oproept. Nee, het is voor iedereen beter om in de volwassene-rol te blijven of (opnieuw) te gaan acteren.
Een klant in de volwassene-rol zal niet op onze stoel willen gaan zitten, maar heeft meer dan genoeg werk aan de eigen stoel – om die goed te bezetten. En wij – ook in de volwassene-rol – zullen niet (langer) op de stoel van de klant willen zitten. En waar we er toch (deels) op blijken te zitten, zullen die plaats graag opgeven. Toch?

 

11. Welke rol zouden we willen kiezen? Enne… is dat eigenlijk moeilijk – die volwassene-rol? Een retorische vraag? Het brengt ons waarschijnlijk wel in een soort van spagaat met de ‘oude’ IT wereld. Een IT wereld die ‘gelukkig’ lijkt te zijn met haar ‘primaat’. En ook: welke rol(len) houden we of krijgen we als vanzelf aangemeten als we niet kiezen?
Stel nu eens… we trekken de stoute schoenen aan… en we kiezen ervoor – samen met onze klanten – volwassen te worden. Met vallen en opstaan. Langzaam, maar zeker. Wat hebben we daar dan aan? Volgens mij levert dat een volwassen vraagkant (de mensen die pennen, potloden, IT, papier, telefoons, … gebruiken om op adequate wijze zaken te doen) en een volwassen aanbodkant (leveranciers van ‘als gegoten zittende’ IT hulpmiddelen) op, die elk heel erg goed zijn in hun eigen ‘ding’. En daar ontstaat dan ruimte voor mensen (informatiekundigen – zeg maar) met een ruimere zienswijze, mensen die kundig zijn in de samenhangende toepassing van informatietechnologie en die dergelijke toepassing als een perfect zittende ‘jas’ om de vraagkant heen weten te hangen.
En is zo'n informatiekundige dan zo zo’n beetje hetzelfde als een informatie-architect? Van mij mag het! Maar als zoiets afleidt van het volwassen zijn… zou ik er niet te lang wakker van willen liggen.

 

12. Ik neem aan dat Vitruvius zich niet (veelvuldig) bezighield met het storten van funderingen, metselen, kozijnen stellen, dekken van daken etc., maar dat hij zich voornamelijk bemoeide met werkzaamheden die voorbehouden waren aan de ‘voornaamste timmerman’.
Tegelijk neem ik ook aan dat Vitruvius zijn carrière niet begonnen is met ‘metselen op ooghoogte’, maar dat hij alle/vele facetten van de toenmalige bouwwereld ‘aan den lijve’ heeft ervaren en meerdere bouwkundige artefacten van de grond af heeft helpen opbouwen. Verder neem ik aan dat Vitruvius tijdens zijn carrière zowel praktisch als theoretisch voeling heeft gehouden met de ontwikkelingen op het gebied van bouwmaterialen, geschiedenis, filosofie, cultuur, maatschappij etc. Als je zijn “Architectura” doorbladert, vind je daar ook de nodige aanwijzingen voor.
Vitruvius schrijft daarin onder andere ook: “for how can it be expected that an architect should equal Aristarchus as a grammarian, yet should he not be ignorant of grammar. In music, though it be evident he need not equal Aristoxenus, yet he should know something of it. Though he need not excel, as Apelles, in painting, nor as Myron or Polycletus, in sculpture, yet he should have attained some proficiency in these arts. So, in the science of medicine, it is not required that he should equal Hippocrates. Thus also, in other sciences, it is not important that pre-eminence in each be gained, but he must not, however, be ignorant of the general principles of each. For in such a variety of matters, it cannot be supposed that the same person can arrive at excellence in each, since to be aware of their several niceties and bearings, cannot fall within his power”.

 

 

April - mei 2005, 2005 © Jan van Til