2006.02 Aantekeningen
Jan van Til
Onderstaande
tekstfragmenten zijn hoofdzakelijk afkomstig uit e-mail die ik verstuurde in de
periode april 2006 tot en met juni 2006. De volgorde van de fragmenten is
chronologisch.
01. De Gasrotonde van Europa….
Een prachtvisie met volop ruimte! Ruimte voor groei en ontwikkeling. Het
‘aanleggen’ van een dergelijke infrastructuur is een enorme klus waaromheen
zich niet alleen een kwalitatief hoogstaande organisatie zal vormen, maar ook
een kwalitatief àndere. Onlosmakelijk onderdeel van deze kwalitatief andere infrastructuur-in-z’n-geheel
is natuurlijk ook – en dat is de suggestie die ik doe – een…
informatie-infrastructuur voor duurzaam informatieverkeer. Vooral niet te
verwarren met zoiets als de ons bekende technische ICT infrastructuur. Nee, óók
de informatie-infrastructuur is kwalitatief ànders:
het gaat om stelselmatige opzet van informatievoorziening voor zowel onze
diversiteit aan klanten van als ook onze werkers met en aan de Gasrotonde.
De informatie-infrastructuur
voor informatieverkeer gaat uit van informatieverkeer. Een
organisatie(onderdeel) of applicatie is dan principieel een verkeersdeelnemer.
De informatie-infrastructuur richt zich op zulk informatieverkeer, dus zonder
gedetailleerd aanzien van specifieke deelnemers en hun dienovereenkomstige
informatiebehoeften. In de details voorziet iedere deelnemer zelf.
Informatie-infrastructuur
lijkt beperkend te werken, maar wie het door-ziet,
ziet dat het de bewegingsvrijheid en de handelingsruimte voor elk van de
deelnemers aan informatieverkeer juist vergroot (verkeersdeelnemers hebben zich
aan vele regels te houden, maar het zijn juist die regels die hen de vrijheid
tot haast onbeperkt mobiliteit geven – tot ver over de landsgrenzen!).
Informatieverkeer heeft in
diverse opzichten een afwijkend karakter van ‘gewoon’ verkeer. Hoewel er ook
sprake is van fysiek transport, is er toch sprake van een infrastructuur sui generis. Dit vanwege reële
variatie in betekenissen: een gasbuis of een netwerkpunt – sprekende voorbeelden
– betekent niet in elke ‘hoek’ van Gasunie hetzelfde. Een robuuste
informatie-infrastructuur heeft daar geen problemen mee: de betekenisordening
is geregeld
02. Voordat ik op conceptueel
niveau over netwerk nadacht, heb ik - aan de hand meelopend van een ervaren CIM-er (Conceptual Information Model-er) -
meegewerkt aan een conceptueel model voor een deel van GTS.
Binnen GTS doen allerlei ideeën de ronde over de gasrotonde en wat dat met
Gasunie gaat doen en - omgekeerd - wat Gasunie daar aan/voor/tegen/mee/... kan
doen. Juist daar(om) is het van belang dat je een zo ruim mogelijk model opzet
voor informatievoorziening van zo’n geheel. Een model
waar de huidige setting in past, en waarin tegelijk ook veel ruimte voor groei
en verandering is ‘ingebouwd’.
Belangrijk daar bleek steeds
goed onderscheid te maken tussen beheerdomein en vervoerdomein
(vervoerstelsel). De 1-op-1 relatie - zoals wij die al sinds jaar en dag kennen
en waar we ons veelal niet eens zo bewust van zijn - bleek in het geheel niet vanzelfsprekend
te zijn! Om maar wat te noemen. Als je dat soort dingen van tevoren dus ‘ziet’
(en dat lukt (beter) door vrij radicaal van buiten naar binnen te denken en te
werken) en er rekening mee houdt in je conceptuele model, heb je de informatische consequenties van een eventuele splitsing of
fusie van een netwerk al ingebakken. Vanuit de vervoerder redenerend kom je op
hetzelfde: GTS zou het vervoer door het Belgische netwerk kunnen gaan ‘doen’.
Dan krijgt GTS ook te maken met twee beheerdomeinen. Hoe gaat zoiets dan met
bijvoorbeeld nominaties van shippers? Daar wil je -
al betrof het alleen maar het informatische aspect -
dus van tevoren over nagedacht hebben. Dan ‘past’ zo'n
uitbreiding er ‘gewoon’ in. Kunst en vliegwerk zijn overbodig geworden.
03. De (opzet van een)
informatie-infrastructuur staat daarin centraal. En dat
is nieuw - dat kennen we nog niet. Een informatie-infrastructuur t.b.v.
duurzaam informatieverkeer. Zoiets moet natuurlijk ondersteund worden met
techniek, maar dat is (nu even) secondair. Primair is de informatievoorziening
zelf. Daar is het de mens om te doen. Dat gold 100 jaar geleden al; dat geldt
nog steeds.
Om dergelijke
informatievoorziening duurzaam te regelen ga ik uit van informatieverkeer. Als
verkeersdeelnemers tellen dan principieel actoren zoals
bijvoorbeeld organisaties, units, afdelingen, individuen, applicaties en
agents. De informatie-infrastructuur richt zich dus
op zulk informatieverkeer; en niet op specifieke deelnemers. Grofweg kun je
stellen dat informatievoorziening (meer) in het algemeen
wordt geleverd vanuit de informatie-infrastructuur en dat in
informatievoorziening (meer) in het bijzonder door de deelnemer zelf wordt
voorzien.
In het
wegverkeer hebben de verkeersdeelnemers zich aan vele regels te houden (en dat
kunnen we maar zo als beperkend ervaren), maar het zijn juist deze regels die
de verkeersdeelnemer - ondanks de aanwezige lokale verschillen - zijn welhaast
onbeperkte vrijheid en mobiliteit geven: je zit vanaf hier maar zo in Parijs. Toch?!
Informatieverkeer heeft in
diverse opzichten een afwijkend karakter van wegverkeer. Er is weliswaar sprake
van fysiek transport, maar vanwege het verschil in betekenissen die we aan data
hechten, is informatie-infrastructuur tegelijk ook radicaal anders. Een robuuste
informatie-infrastructuur staat relevante verschillen in betekenis toe en
ordent ze tegelijk ook... zodat misverstanden niet ontstaan.
04. Toch gaat het - als je
bijvoorbeeld met een klant door een IR-plaat (zie ook
www.informatieruimte.nl) ‘heen’
praat - wel degelijk ook om wat mensen doen. Je
zou dan wellicht onderscheid kunnen maken tussen enerzijds kijk-gedrag
en toon-gedrag (gedrag aan de ‘wanden’ van de IR) en
anderzijds binnen-gedrag (gedrag in-between;
gedrag dat ‘zit’ tussen kijken en tonen: gedrag in mijn hoofd (denken,
combineren, accepteren, verwerpen, ...), gedrag ‘op’ een kladblaadje, praten
(taalhandeling) in mezelf, ...). Zo beschouwd is een IR dan (ook)
een gedragsruimte. Wil een persoon zich werkelijk thuis kunnen voelen in
zijn IR (anders gezegd: zich kunnen verbinden met die ruimte, of: die ruimte
als RUIMTE ervaren, of: zich als een vis in zijn IR-water voelen,
of: ...) - in CA termen (zie daarvoor “The Nature Of Order”
van Christopher Alexander) is er dan sprake van ‘true
belonging’ - dan moet je dus wel ‘het nodige’ weten
over het karakter van die persoon, zijn werk en die-persoon-in-zijn-werk.
En
karakter (alweer in CA termen; zie “The Timeless Way Of Building”) heeft alles te maken
met ‘the things that keep on happening in a place most often". Weer terug bij gedrag dus.
Dat leidt bij mij tot de idee dat je je bij het
ontwerpen van een IR (in samenhang uiteraard met omliggende IRn
waarmee dat IR een (levend) geheel vormt) niet kunt beperken
tot wand-gedrag, maar dat je alle gedrag moet ‘meenemen’
- ook het binnen-gedrag plus het gedrag in naburige IRn.
Meenemen - niet om het te
beschrijven, wel om er de vormgeving van de IR(n) mee te sturen. Zodoende
weerspiegelt architectuur - inderdaad - jouw opvatting over een persoon (of
groep). En het is die opvatting die true belonging bewerkstelligt naar de mate waarin de architect
het allemaal goed heeft waargenomen.
In oktober 2004 stuurde ik je
de tekst “Mijn Informatieruimte”. Daarin stelde ik toen dat ieder mens
zijn eigen persoonlijke informatieruimte altijd ‘bij zich heeft’. Die beweegt
in tijd en ruimte met de persoon mee. Onafwendbaar en onafscheidelijk: “Daarbij
beweeg je je van jouw hier
en toen – via jouw hier en nu – naar jouw hier en straks. Op die reis beweegt
je eigen - onafscheidelijke - informatieruimte met je mee en wisselen de
situaties waarin je verkeert elkaar continue af. Je ziet en ervaart op deze
reis voortdurend natuurlijke objecten en artefacten. Ook kom je op deze reis
voortdurend in contact met – voor kortere of langere duur – andere (groepen)
mensen en vormen zich op die manier ook grotere (meer mensen omvattende)
informatieruimten. Voor zolang de situatie stand houdt natuurlijk. Opgedane
ervaringen leveren steeds weer bijdragen op aan jouw mentale programmering.
Jouw mentale programmering die je tegelijkertijd en voortdurend voorsorteert om
bepaalde waarnemingen op een bepaalde manier te ervaren, te interpreteren en
weer om te zetten in nieuwe (taal)handelingen”.
05. Dat is interessant! Een
mens heeft inderdaad verschillende PIRn (Persoonlijke
InformatieRuimten; zie www.informatieruimte.nl) . Het is en blijft één mens (één hoofd) en toch beweegt die mens zich
(hij gedraagt zich) op verschillende (strijd)tonelen. En per toneel
bedient hij zich van onderscheiden verzamelingen kijk/toonvensters. Zo had
ik het nog niet bekeken. Er zijn verschillende handelingssituaties waarin de
mens participeert die elk hun eigen specifieke (gewenste) kijk/toongedrag
oproepen. Uit mijn tekst van oktober 2004 (“Mijn Informatieruimte”) kun je -
inderdaad - afleiden dat één mens één onafscheidelijke PIR heeft. Verrijkt met
dit inzicht neemt een mens - afhankelijk van de situatie waarin hij verkeert -
zijn bijbehorende (cultuur bepaalde) deel-PIR mee.
Dat weer overzetten in Christopher Alexander termen… Een probeersel: Er zijn
verschillende public spaces en verschillende private spaces waar een mens zich ‘doorheen’ beweegt… En al die spaces hebben onderscheiden karakters (… keep on happening there
most often)… En al die karakters brengen onderscheiden
belongings tot stand….
06. Ik herken steeds meer van
wat mensen als Joep Schrijvers, Ad Verbrugge en Jaap
Peters melden. Ik heb de afgelopen maanden de film The Matrix
een keer of wat bekeken (Verbrugge en Peters verwezen
er ‘hardnekkig’ naar): er lopen heel veel mensen rond die nog niet ‘unplugged’ zijn, maar wat nog erger is: er lopen ook hele
horden Cyphers rond (mensen die unplugged zijn, maar weer terug willen - the matrix in). Cypher zegt - in het fragment waarin hij ‘de boel’
verraadt: “ignorance is bliss…”.
07. Voor mij zit er
tussen die “verzamelde aantekeningen” (www.wisse.cc
onder ‘notes’) toch iedere keer wel weer iets
waardevols. Ze veroorzaken dan net weer even een ietwat andere lichtinval op
een al (veel) vaker bekeken doek. Neem bijvoorbeeld 14.4. Zoals ik het
lees, zeg je daar eigenlijk dat een informatiestelsel zonder
identiteitsbeheer geen informatiestelsel is. ‘Het’ kan weliswaar best
uitstekend toegerust zijn tot informatiestelsel, maar dat is niet voldoende. Identiteitsbeheer
is het middel dat de onderscheiden delen ((basis)registraties) tot informatiestelsel
samensmeedt. Elke afzonderlijke registratie (dwz. an sich; zonder relaties met wat-dan-ook-maar in haar omgeving) heeft geen
betekenis (en ook geen identiteit). Het zijn de door
allerlei eigenstandige instanties gelegde relaties (met elk hun
identiteit) die de afzonderlijke (elementen uit) registraties hun plaats, hun
kleur, hun betekenis, hun belang, hun… identiteit geven en daarmee het
geheel tot informatiestelsel maken. De relatie ontleent haar identiteit aan de
elementen die ze verbindt. De elementen ontlenen hun identiteit aan de
relaties waardoor ze zijn verbonden.
08. De IR-theorie
(zie www.informatieruimte.nl) doet
niet zo heel veel (en daardoor toch wel heel wat). En dat geeft juist ruimte.
Ruimte voor de lezer van de plaatjes om - samen met de ontwerper - in te
vullen. Wat zie ik? Wat wil ik zien (maar zie ik niet of kom om in de overvloed
aan rubbish)? Wat laat ik zien? Wat moet ik laten
zien (maar wil ik (eigenlijk liever) niet laten zien)?
Wat doet dat (niet) met/in mij? Is dat nu een gezond informatisch
voedingspatroon? Etc. Etc. Dat is wat Jaap (olgens
mij) wil. Jaap wil ‘gewoon’ ruimten ontwerpen die de bewoner(s) ervan optimale informatische bewegingsvrijheid geven. Hoor jij daar
ook een roep om iDNA in doorklinken? Ik (inmiddels) wel.
09. De
update (www.jaapvanrees.nl) was
erg plezierig en ook nuttig: doorgeslagen procesdenken,
Christopher Alexander's “The Nature Of Order” - deel III, nieuwe kansen/mogelijkheden voor informatiekunde als
gevolg van offshoring en (natuurlijk) InformatieRuimten (IR).
De introductie van rollen in
het IR denken is toch van vrij recente datum. Jaap gebruikt een serie IR-plaatjes om de ontwikkeling van systeem-centrisch
naar mens-centrisch
denken/werken te visualiseren en komt er dan - als tussenfase - op uit dat één
mens verschillende dingen doet (rollen heeft) en daarvoor verschillende
kijk/toonbehoeften aan de dag legt waarvoor dan evenzovele
verschillende IRn verschijnen. Één plaatje later zijn
die rollen echter verdwenen. Jaap heeft die rollen nog niet verder uitgewerkt.
Wellicht is de bouwmetafoor gewoon niet krachtig genoeg om hier uitkomst te
bieden.
10. De afgelopen week twee
dagen op cursus geweest. Ging van a tot z over het brein. De onderdelen, hoe ze
onder welke omstandigheden wel/niet (samen)werken, hoe vult het brein zich, ik/niet-ik, etc etc.
Steekwoorden: Bruce Lipton, Robert Williams, Candace
Pert, brucelipton.com, psych-k.com, ….
Zegt het je wat? Erg, heel erg, interessant - moet ik zeggen. Over een paar
weken het vervolg... Voor mij was en is de insteek hoe
krijg ik mensen die van-links-naar-rechts denken
zover dat ze van-boven-naar-beneden gaan denken. Wat
zijn daarbij mijn vruchtbare en “limiting” beliefs/doubts. Voor mij onbekend
was “creation/discreation”
van ervaringen; lijkt wel wat op jouw van-binnen-naar-buiten
denken (discreate) en van-buiten-naar-binnen
denken (create). Ik merkte dat ik nogal
achterloop met kennis op het vlak van (in ieder geval) celbiologie. Ik
verkeerde nog in de veronderstelling dat de celkern ‘allesbepalend’ is, het ‘brein’
van de cel is. De cursus leerde dat het niet zozeer de celkern is waarvoor
dat geldt, maar veeleer de celmembraan. Het
is de celmembraan die regelt hoeveel van welke
moleculen worden toegelaten en daarbij speelt het (onbewuste) denken een
heel belangrijke rol. Gedrag als blijheid,
gemopper, stress, bezorgdheid, … doe je niet zozeer omdat dat in je
genen zit, maar omdat (veel van) je cellen zich erop hebben toegelegd, zich
ervoor hebben (om)gevormd: op een gegeven moment mopper je niet meer, maar ben
je gemopper geworden… je doet niet meer cynisch, je bent cynisch geworden.
April,
mei en juni 2006, 2006 © Jan van Til