2020.01 Aantekeningen

 

Jan van Til

 

 

Onderstaande tekstfragmenten zijn veelal afkomstig uit reacties op LinkedIn, iBestuur, blogs en e-mail die ik verstuurde in de eerste zes maanden van 2020. De volgorde van de aantekeningen is chronologisch.

 

01. Ik vrees dat steeds meer mensen vandaag de dag toch iets ik-ik-ikkerigs hebben ‘ontwikkeld’. De eigen carrière enzo – alles wat dáárvan maar afleidt, doet ‘de zaak’ geen goed. En, inderdaad, verwijzen naar werk van anderen … dat leidt maar af. Ook zien velen er geen enkel kwaad (meer) in om werk van anderen op te pikken als gewoon maar weer een zoveelste losse idee om het zelf verder uit te werken. En daar zetten ze dan netzo gewoon wel alleen hun eigen naam onder.

Verder begrijpen ze er een beetje van – terwijl ze menen het zo goed als helemaal te snappen. Dat snapsel moet vervolgens ‘natuurlijk’ wel aansluiten op huidige technieken/gebruiken (microservices is tegenwoordig hot). Want anders snapt niemand het en krijgen ze de handen er niet voor op elkaar. Ik heb hen meermaals gewezen op allerhande, al sinds jaar en dag bestaand werk. De ene doet daar niets mee; de andere iets. Meermaals toonde ik hen aan – aan de hand van concrete voorbeelden waar ze zelf mee kwamen – dat ze het eigenlijk nog niet (voldoende goed) begrijpen … dat het dus eigenlijk (heel) ànders zit. En wie in de buurt van ècht begrijpen komt, die moet kiezen … loslaten-en-doorzetten-tot-nieuwe-wereld of blijven-vasthouden-aan-oude. En daar waar de liefde voor/het vertrouwen in het oude, de carrière-van-nu, de goede-banden-van-nu, het gemak, de boter op het hoofd, de partners etc. sterker is, daar wint het oude wereldbeeld/paradigma als vanzelf. En dat terwijl zij in de blije overtuiging leven met iets nieuws en waardevols bezig te zijn dat stapje voor stapje geboren zal gaan worden. Dood weliswaar, maar dat kunnen ze niet (in)zien. Iets dergelijks geldt naar mijn idee ook breder – zoals ook mijn aantekeningen uit 2019 laten zien.

 

02. D’r wordt momenteel aardig aan de weg getimmerd met/door het Rijks ICT Gilde. Maarre … wanneer ziet het Rijks Informatie Gilde het levenslicht? Wat een Zoden zou dat aan de Dijk zetten!

 

03. Op iBestuur van 23 januari 2020 vraagt Wouter de Haan zich af “De klant centraal: hoe dan?

Waar het om draait (en ook omdraait) is dat we gaan beseffen dat het helemaal niet draait om dit-centraal of dat-centraal. Wie iets (anders) centraal stelt … doet dat doorgaans vanuit ervaren onbalans/ongenoegen, maar … creëert daarmee (nieuwe) onbalans en (nieuwe) ongenoegens. Het draait in de kern om erkenning en herstel van … evenwichtige en reële onderlinge verhoudingen. En op basis daarvan zie je dan zomaar dat natuurlijke- en rechtspersonen rechten en plichten jegens overheden hebben en omgekeerd. En ook dat er (dus) helemaal geen sprake kan zijn van klant/dienstverlener – zo ‘zit’ de verhouding principieel niet! Belastingdiensten hebben helemaal geen klanten. Belastingdiensten hebben met natuurlijke- en rechtspersonen te maken die in allerhande hoedanigheden kunnen verschijnen; bijv. belasting-plichtige en toeslag-gerechtigde. Netzo logisch verschijnen ook belastingdiensten in verschillende hoedanigheden – al naargelang de situatie die voor ligt. Het is voor mij onbegrijpelijk waarom we, zeg maar even, een koe zo halsstarrig paard blijven noemen! Zodra het beest z’n bek open doet, begint het immers al mis te gaan …

 

04. Computers kunnen wel iets genereren (koude, machinale term); ze kunnen niets “verzorgen” (warme, menselijke term).

Opmerking n.a.v. ‘Computers kunnen nu al op maat gemaakte contracten verzorgen.’ - Gesprek Eline Lam en Fuuk van der Scheer (De Nationale Denktank).

 

05. W, gezond verstand zegt (mij) dat wanneer structureel zo’n 80% van de tijd aan oppoets-werk wordt besteed … er iets grondig mis is met de manier waarop we geconditioneerd zijn (geraakt) om naar informatie te kijken en informatie te organiseren (modelleren). Gek genoeg steken we onze energie veel liever in nieuwe technologie om oppoets-werk te vergemakkelijken dan in een nieuwe en betere manier om informatie te organiseren ….

Opmerking n.a.v. Slechte datakwaliteit van adressen is bottleneck voor Data Scientists (Rijks ICT Gilde).

 

06. W, mogelijk mis ik de crux van je response – dat hoor ik dan graag. Naar mijn idee zeil je met een ruime boog heen om het structurele probleem van het oppoets-werk. Met dat oppoets-werk (zo’n 80%) wordt momenteel extreem veel geld en tijd weggegooid en verspild. Da’s zonde. Ziet werkelijk niemand dat juist dáár e-nor-me winst te boeken moet zijn? Het wordt hoog tijd het oppoetswerk te elimineren! Middels een andere, duurzame manier van organiseren van informatie – zodanig dat informatie voor elk probleem en op elk moment goed staat voorgesorteerd. Zo kun je als Data Scientist stukken meer werk verzetten en ook veel sneller tot hout snijdende resultaten komen.

 

07. Opinie op zondag: We hebben nieuwe denkers nodig om grip te krijgen op ons moderne leven (Volkskrant, Esther van Fenema, 26 januari 2020). Vraagje: Is er ooit een tijd geweest waar oppervlakkigheid zo ongedeeld de hoofdrol speelt als de onze? Welke denkers zouden we nodig hebben om dergelijke oppervlakkigheid diep te doorgronden?

 

08. Over je stelling: “De pin is leeg (geen data)”.

Elke pin dient zo leeg mogelijk te zijn: hoe meer je immers ‘in’ zo’n pin stopt, hoe minder vrijheidsgraden resteren; ergo hoe minder bladen (aanknopingspunten-met-‘deur’/’kozijn’) nog soepel, effectief, duurzaam etc. passen ‘op’ zo’n pin. En geldt datzelfde niet ook voor elk blad? Let op: een blad zit weliswaar aan een kozijn vast, maar is daarmee nog niet het kozijn zelf (helder onderscheid is erg belangrijk, maar komt nogal eens in het gedrang door ‘snel’ woordgebruik – een valkuil waar we met elkaar nog te vaak in trappen – helaas).

Organisaties beschikken over een scala aan ‘Deuren’/’Kozijnen’. En die ‘Deuren’/’Kozijnen’ moeten met andere ‘Deuren’/’Kozijnen’ in verband kunnen worden gebracht. Hoe? Via scharnieren (pin/blad-samenstellingen). Scharnieren moeten zo leeg mogelijk zijn om goed te kunnen … scharnieren. Alle scharnier-onderdelen moeten elk afzonderlijk zo leeg mogelijk zijn om maximaal nuttig te zijn voor hun samenstelling tot goed scharnierend scharnier.

Scharnieren heb je ‘natuurlijk’ op allerhande beschouwingsniveaus. Elk blad kan via een stuk informatie weer aan een ander scharnier vastzitten, enzovoort. En als je denkt aan zoiets als een heuse informatierotonde (IR) … dan omvat zo’n IR-faciliteit wellicht meerdere samenhangende scharnieren plus een eigen stuk(je) rotonde-georiënteerde informatie. Een dergelijk (enkelvoudig) systeem faciliteert – als een soort scharnier-systeem - informatieverkeer ten behoeve van een veelheid aan deelnemers aan dat informatieverkeer. Een serieus stuk informatie-infrastructuur dus!

Waarom kwamen we ook nog maar weer met scharnieren op de proppen? Om elkaars informatiebronnen adequaat met elkaar in verband te kunnen brengen zonder elkaars uniciteit, autonomie, eigenheid, IT-systemen enzovoort aan te tasten … om iedere deelnemer aan informatieverkeer vooral in de eigen zo gewaardeerde waarde te laten: helpen, faciliteren, ruimte geven zonder te interfereren, frustreren, interrumperen, nieuwe standaarden op te dringen etc.

En dat lukt dus eigenlijk alleen maar met een nieuwe, een extra faciliteit (scharnier-systeem, informatierotonde) die zo leeg mogelijk moet zijn en blijven teneinde de deelnemers aan informatieverkeer zoveel mogelijk hun eigen onbelemmerde gang te kunnen laten gaan op hun eigen manier, volgens eigen standaarden, richtlijnen en procedures – waarbij tegelijkertijd klinkende informatie-winst wordt behaald door zinvolle combinaties van elkaars informatie. In feite een effectieve benutting van de erkenning van onderlinge afhankelijkheid op informatie-vlak.

 

09. Over je stelling: “Alleen de pin heeft kennis van de bladen. Elk blad heeft genoeg aan zichzelf. Principe: ‘de deur hoeft het kozijn niet te kennen’”

Ik zie ‘Deuren’ en ‘Kozijnen’ als verschillende informatiebronnen die doorgaans schuil gaan achter informatiesystemen die op hun beurt mogelijk tot verschillende organisaties behoren.

Elk scharnierblad linkt (op de één of andere manier) naar een (deel van een) informatiebron. Nogmaals: maak voortdurend onderscheid tussen blad en (een deel van een) informatiebron.

Elke pin heeft kennis van ‘zijn’ bladen en elk blad heeft kennis van ‘zijn’ pin. En elke pin houdt ‘zijn’ bladen bij elkaar zonder ze door elkaar te gooien.

Bedenk, trouwens, dat een scharnier slechts een metafoor is. Een krachtige – dat zeker! Maar wie een metafoor, ook een krachtige, overvraagt … die komt geheid verkeerd uit.

 

10. Over je stelling: “Een pin is bevraagbaar.”

Een informatierotonde moet bevraagbaar, begaanbaar zijn voor deelnemers aan informatieverkeer. Wie bij een, zeg maar even, informatierotonde aankomt, heeft een ingang nodig. Of misschien zelfs wel meerdere ingangen. En afhankelijk van wie je bent (rol, taak, verantwoordelijkheid) en waarvoor je komt, ontwikkel je wellicht een voorkeur voor bepaalde ingangen. Een planner komt waarschijnlijk om andere redenen ‘op’ een informatierotonde dan een opzichter.

Wat kan zoal dienen als ingang? Alles wat in deze wereld gebeurt, gebeurt (volgens mij) in de tijd (gedurende een bepaalde periode) en op een plaats (ergens in ruimte). Dat zijn alvast twee ingangen waar niemand op deze aarde (volgens mij) omheen kan. Dan hebben we nog andere ingangen waar altijd erg veel vraag naar is: Actor (wie), Activiteit (doet wat) en Ding/Object (waarmee/waartoe). Het lijkt mij enorm verstandig om meerdere ingangen nadrukkelijk en evenwichtig mee te nemen - we moeten (naar mijn idee) echt voorkomen dat, bijv., de geografische ingang (die momenteel zo populair is) de … hoofdingang wordt, waarna pas andere ingangen aan bod komen. Daaruit komt slechts (machts)strijd voort – zoals we keer op keer zien.

Wanneer twee of meer aparte informatiebronnen (‘Deuren’/’Kozijnen’) informatie bevatten die om de één of andere reden verband met elkaar houden … komen degenen die het scharnier-denken een warm kloppend hart toedragen op de proppen met bladen en pin teneinde te voorzien in een faciliteit te creëren met behulp waarvan informatie uit bronnen zinvol bij elkaar kan worden gebracht.

 

11. Over je stelling: “Coördinatenstelsel is een blad of zijn bladen, geen pin”.

Plaatsbepaling is best wel een ‘dingetje’ – met gevoel voor understatement. Er zijn vele systemen – die door elkaar worden gebruikt en ook van elkaar afhankelijk kunnen zijn (absolute en relatieve systemen).

Als we de termen blad en pin correct gebruiken … en dat blijkt best wel moeilijk – in onze laatste sessie is het mij iig (weer) niet gelukt :( … dan gaat het, denk ik, vooral om zoiets als een faciliteit ‘op’ de informatierotonde die ervoor zorgt dat de bladen keer op keer met plaats-informatie volgens het juiste plaatsingssysteem gevuld kunnen worden.

 

12. Je schrijft: “In een van je presentaties staat een mooi voorbeeld, maar vanuit een iets afwijkend perspectief (koppeling van assets).”

Het in het voorbeeld gebruikte model is een (naar mijn idee) generiek/systematisch model. In het er bovenop gelegde voorbeeld gaat het in wezen om een asset-georiënteerde toelichting op de generieke IR (informatierotonde). De AIR (Asset IR) kwam daar, volgens mij, alleen maar ‘in de lucht’ omdat we toen iets met/voor assets/assetmanagement wilden bewerkstelligen.

Wat zouden aansprekende voorbeelden zijn om in de (papieren) pilot te hanteren/uit te werken? Heb je die? Dan wil ik wel een poging doen om hetzelfde plaatje voor het energietransitiescenario aan te kleden. Dan krijgen we, denk ik, een vergelijkbare plaat waarin we (bijv. als een overlay) ook pinnen en bladen kunnen laten verschijnen om al het ge-scharnier inzichtelijk(er) te krijgen.

 

13. We laten tijd niet buiten beschouwing. Absoluut niet! Je ziet-um alleen niet in de (meeste) modellen – omdat de plaatjes anders zo snel zo crowdy worden. Tijd wordt, nogmaals, in elk knooppunt (de blokjes) van het model verwerkt.

Wanneer je iets ver-plaats-t … dat iets, m.a.w., een nieuwe/andere plaats bezorgt … en, o, wat gebeurt dat veel in de dagelijkse praktijk, krijg je, m.i., voor dat iets (op z’n simpelst) een time-series aan plaats-tijd elementen. Ingewikkelder kan je dan – bijv. als iets wordt ont-/opgeladen onderweg – zoiets als een plaats-tijd-lading time-series krijgen (minimale lengte 2: begin- en eindpunt).

Bij de (ver)bouw/afbraak van bijv. een GOS vinden ook allerhande ver-plaats-ingen plaats. Als in zo’n GOS, bijv., een CV-ketel (of ander onderdeel) vervangen/gerepareerd wordt, wordt de oude uitge-plaats-t en de nieuwe inge-plaats-t. Ook vaste GOS-sen zie ik als mobiel. Mobiel is m.a.w. de standaard; statisch/vast een bijzonder geval van mobiel. Hoe flexibel wil je het hebben?!

 

14. In Daan’s hielzog lijkt een superlikker te zijn opgestaan – waardig bevonden aan verdere verspreiding van rijstebrij, of, zo je wilt, een krijsenbrij aan nonzin. Op LinkedIn zag ik de voorbereidingen al gaande. Roeptoeter riep zijn trouwe volgelingen al weer enige tijd op tot nieuw/volgend gebed … Deze keer slaagde ik erin me volledig afzijdig te houden; ‘k heb er geen enkele blik op geworpen. Da’s jou deze keer niet helemaal gelukt, zo blijkt. Afgaande op wat jij schrijft hebben we er, inderdaad, reuze “verstandig aan […] gedaan ons te onthouden van een poging tot bijdrage”. Wie zo verk(n)ocht is aan een idee, hoe non-sensical ook, ziet geen andere weg meer, kàn (op den duur) geen andere weg meer zien. Overgegeven als ze (dan) zijn aan hun eigen nonsens. De verspilling die er het onvermijdelijke gevolg van is, noemen zij … ontwikkeling. Achteruitgang noemen ze vooruitgang. Enzovoort. Daar moeten we ver van verwijderd blijven.

 

15. Bedenk: het kan zijn dat ik er niets/te weinig van snap … Mijn idee is dat die databronnen er zijn – los van wat wij er inmiddels ook zo graag mee willen. Die databronnen hebben, impliciet of expliciet, metadata bij zich. De metadata bedoel ik als de metadata die er expliciet moet zijn/komen en die bij de databron hoort – dus los van wat wij er ‘opeens’ mee willen. Daarom heb ik ook zoveel ‘werk’ van de grote tekstballon gemaakt: om te benadrukken dat het telt vanuit het perspectief van de databron. Die metadata dient (door wie? op welke manier? handmatig?) te worden gebruikt om te bekijken of een element-in-een-systeem via een aantal ‘tussenstations’) zinvol kan worden verbonden met een databron.

 

16. Het enige wat ik kan doen is kiezeltjes in de W&W-vijver blijven gooien. Die toegang heb ik (nog); ik mag (nog) in de buurt van de oever van hun vijver komen. Een paar lieslaarzen om samen de vijver in te stappen (b)lijkt een hele brug te ver. Ik blijf maar naïef en idealistisch hopen dat ooit eens die ene vijver-rimpeling ontstaat die werkelijk en sterk resoneert. Zo sterk dat het hun piepende en krakende denkbeelden doet barsten. Zoals een (wijn)glas breekt bij de juiste resonantiefrequentie. Er moet, zo lijkt het, eerst iets oud-en-vertrouwds breken voordat iets nieuws een beetje beter kan doorbreken. Wie weet krijg ik daarvoor (nog) voldoende tijd/gelegenheid.

 

17. Systeem heeft een relatie met elk element (en relatie) dat ertoe behoort. Als je aan systeem een domein (reikwijdte) koppelt … geldt dat domein m.i. voor alle eraan gerelateerde elementen (en relaties). Het leggen van een extra relatie lijkt mij overkill.

 

18. We zijn er nog niet; komen wel stapjes verder, denk ik. Zoals Rutte het gisteravond ongeveer zei: we zijn uit de startblokken, maar nog niet voorbij het begin. Zoiets. Blijven proberen. Nieuwe/betere/briljante ideeën komen vaak sneller o.b.v. van ‘verkeerde’ probeersels.

 

19. Eigenlijk lijk je daarmee zoiets te zeggen als: ik gooi kind en badwater weg, maar hou het kind wel zo goed mogelijk vast … Dat komt dus nooit goed. Die NEDU-ers, zo vrees ik, kijken naar deze plaatjes als waren het een soort ER-diagrammen – maar dan wat ‘raar’ getekend. Dat is hun niet kwalijk te nemen. Ze weten niet beter. Zo’n ‘werkgroep datastructuren’ kan ook niet anders. En daar moet jij – mijn advies – NIET in mee willen gaan. Dan kun je veel beter het metapatroonmodel-in-ontwikkeling zo zuiver mogelijk houden (bedenk dat dat model naar verwachting nog allerhande wijzigingen zal ondergaan) en er een ER diagram van afleiden wat je kunt presenteren. Het metapatroonmodel kun je dan zuiver presenteren – d.w.z. even laten zien met zeer beknopte uitleg – als onderliggend model waarvan je ER hebt afgeleid.

 

20. Nee, in beginsel heb je niet zoiets als ‘endpoints’, dat verraad een gekozen perspectief – doorgaans impliciet gelaten. Wat voor de één een endpoint is, is voor de andere mogelijk een startpoint. Context! Mogelijk zie jij ‘element’ (nog) vooral als (los) endpoint – omdat dat jouw eerste behoeften bevredigt?

 

21. Alweer nee, in beginsel heb je niet zoiets als ‘coördinaatVan’. Zoiets wijst al op een gekozen perspectief – doorgaans impliciet gelaten. Iets is eerst/eerder een coördinaat … pas daarna … dus in de één of andere context verbijzondert de meer algemene coördinaat tot coördinaatVan en/of coördinaatNaar. Een, bijvoorbeeld, leiding IS gewoon; ‘loopt’ dus niet van A naar B. Hetgeen erdoorheen stroomt, gaat mogelijk ‘altijd’ van A naar B. Daarbij zie ik ook/zelfs ‘altijd’ als een periode – en daarmee dus als tijdelijk. Stromingsrichting zou ik niet aan leiding willen hangen; wel aan hetgeen er op enig moment doorheen stroomt.

 

22. Dat is een bekende frustratie, helaas. En het is wellicht niet eens zozeer het onvermogen om aan te reiken c.q. uit te leggen … maar zoveel meer het onvermogen het aangereikte onbevangen te ontvangen. Dit omdat het ontvangende hoofd zo vol zit met eigen ideeën, modellen, belangen/motieven en denkbeelden – en die passen in jouw geval niet (zo heel goed) bij hetgeen aangereikt wordt. Omdat hetgeen aangereikt wordt werkelijk nieuwe elementen bevat … en die worden dus niet gezien. En wat men wel ziet raakt vervormd door projectie ervan op bestaande denkbeelden.

En als we dan onze ruggen niet recht weten te houden – en knievallen en andere aanpassingen doen die tot een min of meer afgebedeld begrip zouden moeten leiden … doen we Metapatroon geweld aan en onszelf ernstig tekort. Daar is niemand mee geholpen.

Het model-van-nu, moet nog veel verder verfijnd worden. Laten we het gaan challengen met real life situaties, zodat het straks een uitgekiende/uitgebalanceerde set aan knooppunten bevat die de vereiste onderlinge verhoudingen goed weerspiegelen.

 

23. Zoals het nu in het modelletje staat … zien we domein als eigenschap van systeem. Mja … zoals jij al vragend de vinger op de zere plek legt … op die manier dekt de vlag de lading niet afdoende! Idd, alleen door kritisch te blijven (be)vragen – zoals jij nu doet! – bereiken we vereiste verbetering!

Vanmiddag flitste het (weer) door mijn hoofd dat je een systeem kunt objectiveren en in een volgende ‘slag’ als element onderdeel kunt laten zijn van een omvattender systeem. Zo ‘haak’ je een GOS gemakkelijk in een (bijv.) HTL. Maar … daarmee raakt element, zeg maar even, ‘besmet’ met domein. Het is daarmee niet onlogisch te veronderstellen dat ook element (iets van) een domein bij zich kan hebben. Daarmee kunnen we domein (bereik) al weer wat fijnmaziger toekennen! Ook kunnen we dan een allesomvattend systeem modelleren voor het domein/bereik ‘energie’ terwijl onderliggende elementen ‘gas’ of ‘warmte’ als domein kunnen hebben. Domein/bereik is daarmee tegelijk ook een … situationeel ‘ding’ geworden!

Maarre … zijn we er dan helemaal met eenduidige toekenning van domeinen? ‘gas’ en ‘kleinverbruik’ lijken mij niet disjunct. Is dat erg? Krijgen we daar last mee? Hoe gaan we daar mee om/verder?

 

24. Die afbeelding “Dataverzamelingen energievoorziening” … ik ben er even wat verder ingedoken … die lijkt toch het allermeest op een rijp en groene potpourri van enthousiaste jonge-honderigheid waarin van-alles-en-nog-wat feestelijk bijeen is geharkt waarbij soort van samenhang middels kwistig gestrooide pijlen wordt gesuggereerd … Wellicht goed om ‘Statistiek’ (of ‘Energiestatistiek’? ) eerst maar even te laten staan – totdat duidelijk(er) wordt wat daadwerkelijk gebruikt gaat worden.

 

25. Volgens mij hebben mensen als L c.s. voortdurend grote behoefte aan ruimte om zo breed en zo lang mogelijk voor zich uit te kunnen rommelen. Dus met minimale kans dat ze ergens ‘gevaarlijk’ op kunnen worden aangesproken. Op die manier blijven allerhande messen die hen anders zomaar in de vingers zouden kunnen snijden zo lang mogelijk op veilige afstand. Da’s uitermate praktisch en prettig tegelijk. Zo duurt (over)leven het langst. Tja, en daarbij vormt ID met Metapattern enzo natuurlijk eerder een bedreiging/vijand dan een vriend die o zo belangrijke rommelruimte beschermt. Ik denk dat L wel soort van begrijpt waar jouw oplossing toe gaat/zou kunnen gaan leiden. En ook dat zulks eerder tegen hem gaat werken dan voor.

Soortgelijke reactie vertoonde mijn voormalige manager toen hij mij antwoorde: Heel goed idee – ik begrijp precies wat je bedoelt – maar het past nu niet. Zo van: ik sta best wel aan jouw kant hoor, mja, de situatie is er nu even niet naar. Klopt, als je dan aanmoedigt … ziet men dat als aan- en opdringen … dan ben/wordt je als boodschapper in no time de kwaaie pier die zichzelf isoleert van opbouwende ontwikkelingen …

 

26. Kunnen onderdanen overheden vertrouwen als het gaat om onderdaan-data? Kijk naar de Belastingdienst die in/met onderdaan-data omspringt als een kind in de ballenbak bij IKEA. Hebben overheden wel (enig) benul van essentiële verschillen tussen eigenaar-zijn-van-onderdaan-data en data-van-onderdanen-in-bezit-hebben?

 

29. Nogo de Jonge: eerst de app, dan de telecomdata, daarna vaccin - met tussendoor een dashboard. Technofilie – wat een nare ziekte!

 

34. Wat is de gemeenschappelijke (f)actor achter symptomen als recessie, covid-19, klimaat, BLM, … ?

 

35. Er is niets dat zo verwoestend en ontwrichtend werkt als de achterlijkhalve-meter-‘samen’leving … daarom wordt daar ook zo ijzeren Heinig aan vastgehouden.

 

 

 

Juni 2020, 2020 © Jan van Til