2010.01 Aantekeningen
Jan van Til
Onderstaande
tekstfragmenten zijn veelal afkomstig uit reacties op LinkedIn,
blogs, Computable, Digitaal
Bestuur en e-mail die ik verstuurde in voornamelijk de periode januari en februari
2010. De volgorde van de fragmenten is chronologisch.
01. Momenteel ontstaat er veel
verwarring over waar we ons nu eigenlijk op hebben te richten als we kwaliteit
willen leveren aan tevreden klanten. Moeten we ons blijven richten op de vaste
organisatie als bolwerk en vertrekpunt? Of is het beter dat we ons gaan richten
op het gevarieerde en variërende werk van mensen dat in wisselende
organisatorische zettingen vorm krijgt?
Wat ‘vroeger’ vast leek,
blijkt nu in toenemende mate variabel. Gekozen informatiestructuren – als
afspiegeling van werkelijkheid – raken daarmee steeds sneller gedateerd en
disfunctioneel. Hoe houden we kwaliteit op peil? Moeten we ons (blijven)
richten op techniek – op applicaties en applicatielandschappen met ‘users’? Of is het beter dat we ons langzaam maar zeker
primair gaan richten op continue beschikbaarheid van betekenisvolle informatie
voor tevreden klanten? Techniek en alles wat daar omheen hangt, is meer en meer
een dissatisfier geworden. Techniek moet domweg
werken. Kwaliteit begint pas te tellen vanaf betekenisvolle informatie.
02. Één ding is wel zeker: de
beweeglijkheid van zo’n beetje alles om ons heen, de
dynamiek zeg ook maar, neemt voorlopig alleen nog maar toe. En de
informatiebehoefte van mensen-in-die-dynamiek beweegt
‘gewoon’ met hen mee. In het kielzog daarvan moeten de rechten van die mensen
op de informatie waaraan zij behoefte hebben natuurlijk ook ‘gewoon’
meebewegen. En hetzelfde geldt voor de neerslag van die rechten in technische
hulpmiddelen. Kort gezegd – en in klanttermen: “dat moet domweg werken”.
Dat spreekt vanzelf. Toch?
Voor klanten in ieder geval wel. In hùn hoofden komt
het eenvoudigweg niet op dit fenomeen te problematiseren.
03. Hoe dan ook: voortdurende
oplettendheid is en blijft geboden. Want, zoals gezegd neemt de beweeglijkheid
van de organisatie en/in haar omgeving nog steeds toe. Dat betekent dat het “moet
domweg werken” steeds weer om nieuwe invullingen vraagt. Het betekent ook dat
aankomende concrete situaties steeds vaker (tijdelijk) náást
de bestaande concrete situaties moeten kunnen bestaan. Daar waar we zo gewend
zijn aan of/of-denken, zien we steeds vaker de
behoefte aan en/en-denken. Daar
waar de huidige ICT-systemen (naar hun aard) sterk
zijn ingericht op scherpe toestandsovergangen (of/of), moeten ze tegenwoordig
steeds vaker om kunnen gaan met grijze gebieden (en/en): met de huidige levenspraktijk
van alle dag.
04. Met onze huidige of/of
kijk op informatie zagen we vaak de poten onder de oude stoel vandaan op het
moment dat de nieuwe stoel nog niet operationeel is. Door schade en schande
wijs geworden maken we voor de zekerheid een ‘backup’
van wat we denken dat de oude stoel
is. In een wereld waarin steeds meer ‘dingen’ met steeds meer andere ‘dingen’
op ongedachte en ook onverwachte wijze samenhangen en interacteren
(en/en dus), groeit de kans op ongelukken als we voor de of/of benadering
blijven kiezen. Ongelukken die, als ze zich voordoen, vaak ook grotere omvang
hebben. Dergelijke ongelukken heten ook wel Normal Accidents (naar het
gelijknamige boek van Charles Perrow): ze liggen nu
eenmaal in het systeem besloten.
Hedendaagse dynamiek roept om
een andere kijk op informatie – en in het kielzog daarvan op applicaties. Een
kijk waarin oude en nieuwe stoel gewoon… naast elkaar bestaan: en/en. Beide
stoelen moeten we echter wel scherp uit elkaar houden; contextualiseren
is daarvoor een probaat middel. En dat geeft weer helder ruimte. De huidige of/of-systemen zijn daarvoor echter (nog) niet geschikt. Het
blijft daarom schipperen zolang we genoegen nemen met heersende of/of status quo en oog missen voor aan belang winnend en/en.
05. In Met
zoveel woorden verwoordt Paul op prettige, lezenswaardige en onderhoudende
wijze antwoord op de vraag “hoe je [semantische interoperabiliteit] dichterbij
kunt brengen”. En bij dat alles klinkt het, ik noem het maar even, Wissiaanse
gedachtegoed er met een krachtige en regelmatige heartbeat
in dóór. Ik ervaar de tekst als beslist en
uitnodigend. Knap geschreven! Op stelselschaal toont semantische
interoperabiliteit bij uitstek haar rijk geschakeerd kleurenpalet. En omgekeerd
valt de realiteit van stelselschaal niet meer te ontkennen na het lezen van dit
artikel!
06. Intermenselijke
communicatie steunt in belangrijke mate op ‘automatische’ (en daardoor vaak
onbewuste) context-switching. En het rijke van
intermenselijke communicatie is dat men in geval van twijfel de Hoe
bedoelt u? vraag stelt. Dat zie ik geautomatiseerde systemen (nog) niet
zinvol doen.
07. Nee, variëteit laat zich niet straffeloos negeren.
Wie reële variëteit negeert, dwingt mensen ertoe om zelf weer eigen, aparte
administraties in te richten – in Excel bijvoorbeeld. Zij kunnen de precieze,
d.w.z. de voor de uit te voeren taak benodigde betekenis (nuances) immers niet
vinden en/of niet kwijt in de geboden – standaard! – voorziening(en).
08. I think it would be great if
parties started to… co-operate! Not like predators (what can I do to you), but shoulder to shoulder and
side by side (what can I do for you).
Today’s dynamics simply requires co-operation. Co-operation
instead of corporation. Truly autonomous parties do not exist anymore.
In fact they never ever existed! All parties are interdependent in principle –
and we all know that. But we still largely deny it.
Interdependency implies… relationships. Only
autonomous parties can do without relationships – they don’t even need other
parties. Living relationships constitute living interdependent parties. That
requires trust. Quite a (cultural) change – I think.
09. Thank you for your response! I am always looking for ways to express
new world-view(s). Unfortunately many, many people still fail to really see…
and appreciate… and adopt this far more accurate world-view. Instead most of
them hang on to their obsolete current world models. “They are hopelessly
attached to the system… They will even fight for it” as Morpheus
explained to Neo in The Matrix (part I).
10. Met een 9/11 doel ik op
een gebeurtenis die zó ingrijpend is dat mensen (jij en ik) in één klap bereid
zijn om serieus na te gaan denken over dingen, procedures, gewoonten enzovoort die
we tot aan dat moment zó vanzelfsprekend vonden en er derhalve
niet voor in ‘denkbeweging’ te krijgen waren.
Momenteel, dus zònder informatie-infrastructuur, maken we “informatietechnologie
[en] ook ons hele maatschappelijke leven [zo] zeer complex, ondoorgrondelijk en
uiterst kostbaar” dat we er in gaan smoren. Zie bijvoorbeeld: Ontsnapping
uit digitaal gekkenhuis. De knopen waarin we langzaam maar zeker verstrikt
raken kunnen we oplossen met zoiets als informatie-infrastructuur. Wat mij
betreft wachten we niet op zo’n 9/11. Natuurlijk niet!
Maar het is mensen wel een beetje eigen om de kop in het zand te steken. En pas
wanneer al het zand om de kop is weggelopen en de kop ‘gewoon’ niet dieper in
het zand wil… pas dan – niet eerder – komen we tot de erkenning dat het zo toch
eigenlijk niet langer kan. Tja, en dan is er toch echt sprake van een 9/11. Een
situatie die je dus eigenlijk koste wat kost zou moeten willen voorkomen. En
dat lukt alleen maar als je je kop… uit het zand trekt. Ik heb eigenlijk geen
idee hoe je dat wilt doen met een 80/20 regel.
11. Eigenlijk mogen degenen die jou twitterend volgen niet zozeer via een smal streepje in jouw
informatieruimte-in-het-algemeen meegluren,
maar meer specifiek ‘slechts’ in het Twitter-compartiment
van jouw informatieruimte-in-het-algemeen. Voor een
persoon die alleen en uitsluitend twittert valt
zijn/haar informatieruimte samen met zijn/haar Twitter-informatieruimte
– een zeldzaamheid lijkt me. Je hebt gelijk: een Twitter-informatieruimte
als ‘zelfstandige’ informatieruimte is bij nader inzien toch niet zo’n goede noemer. Dat wat ik eerder Twitter-informatieruimte
noemde is dus niet meer dan een afgezonderd compartiment van je informatieruimte.
Geeft dat dan tegelijk ook niet de enorme beperking van Twitter
aan?!
12. Hmm. Dat peep-karakter beperkt zich dan niet tot Twitter
– lijkt me. Enigszins overdreven gesteld: is zo’n
beetje het hele internet dan eigenlijk niet één grote peep-show?
Één grote openbare buitenruimte waar zo’n beetje alles
op straat ligt (een surfer is een soort digitale zwerver?)? Buitenruimte? Hoe
verhouden informatieruimten zich tot de (privé) binnenruimten en (openbare)
buitenruimten zoals beschreven in The
Nature of Order van Christopher Alexander?
13. Zelf geloof ik niet zo in
een classificatie van verschillende typen 9/11. Ik geloof wel in een
classificatie van gebeurtenissen – een 9/11 is dan een bijzonder type
gebeurtenis zoals ik in mijn vorige bericht al aangaf. En als je dan een 9/11
ziet aankomen, dan laat je daar naar mijn idee geen 80/20 regel op los… nee,
daar moet domweg op worden geanticipeerd. Of mis ik iets?
Kijk, je kunt je schouders
erover ophalen, of gewoon ontkennen dat we op een 9/11 afstevenen als we niet
tijdig aan de slag gaan met informatie-infrastructuur tot eenduidige betekenis
van informatie. Prima! Dan verschillen we dáárover
van mening. En dan gaan mijn vragen naar “(deel)antwoorden op ‘jouw’ GIS terrein” of “hoe kan een bijdrage uit jouw hoek
uniforme informatiestructuur bevorderen” aan jou interesses,
voorstellingsvermogen enzovoort misschien wel ‘gewoon’ voorbij. Mogelijk
bedoelde je dat in hoofdzaak te communiceren in je eerste reactie: “Ik vind dat
houtsprokkelen best wel leuk
om te doen”?
14. In de IT systemen die we
al sinds jaar en dag bouwen is inderdaad de meer dan hardnekkige gewoonte
binnengeslopen om in alle situaties te willen/moeten vóórzien.
Bij al die te vóórziene specifieke situaties
verzinnen we dan de informatie die er bij hoort en die informatie organiseren
we vervolgens zodanig dat die organisatie goed past bij de onderscheiden
situaties. Dat is nogal statisch. Als er weer nieuwe situaties bijkomen – en
die komen er geheid bij: we leven vandaag de dag immers in een maatschappij die
vol, voller, volst is van/met dynamiek – komen we langzaam maar zeker in de problemen
omdat de gekozen organisatie van informatie daar niet meer bij past. Dat wordt
aanvankelijk polderen, daarna prutsen om ten slotte
noodzakelijkerwijs uit te lopen op compleet redesign.
En dan beginnen we weer van voren af aan. We weten niet beter. Het voorbeeld
dat je noemt is inderdaad schrijnend en treffend.
Het is m.i. vanuit die
context dat jij tot de verzuchting komt dat “je [niet kunt] anticiperen op
iedere mogelijke situatie, [want] daar is de wereld te complex voor”. En even
later verbind je daar als conclusie aan dat “we als mensheid te veel proberen
vat te krijgen op zaken waarvan het teveel moeite kost om dat doel te
bereiken”. Je lijkt je neer te leggen bij de situatie en erin te berusten: de
mensheid moet maar beter pas op de plaats maken. Zich…
aanpassen.
Jammer! Want dat hoeft (nog)
niet.
Je schrijft: “Ik zag jouw
stukje meer als een aanzet om nog meer in te spelen op nog meer mogelijke
situaties.” Dat klopt – dat wil ik ook! Maar niet op de manier zoals we dat
gewend zijn! Wat dat gaat, inderdaad, niet (niet dus) werken.
De oplossing is dat we
informatie… situationeel moeten gaan organiseren. Dat wil zeggen dat we
informatie véél gedifferentieerder moeten gaan
organiseren dan we nu doen (en voor logisch en zinvol houden). En als we dat
stelselmatig doen… dan komt die informatie tegelijk ook… los te staan van al
die specifieke situaties. Situaties die we toch niet meer kunnen vóórzien: vanwege dynamiek enzo.
Maar die hóeven we dan ook niet meer te vóórzien! Want op die nieuwe manier kunnen we informatie in
tijd en ruimte situationeel gaan combineren, gaan plooien naar de situaties die
zich van moment tot moment ontwikkelen en ons zo onderhanden/ogen enzovoort
komen. Kijk, dan zijn we een hele (herhaal: hele) stap verder! Want dan kunnen
we alle situaties in principe ‘op voorhand’ aan – zonder ze te
hoeven vóórzien. Dan kun je, inderdaad, met grootst
gemak “anticiperen op iedere mogelijke situatie” – ook, nee juist, in een
complexe wereld. De ervoor benodigde informatie is alvast optimaal (lees:
situationeel) geordend.
En daarin kan m.i. ook de ‘GIS
wereld’ een belangrijke rol gaan spelen, want alles speelt zich immers af in
(tijd en) ruimte: Iets gebeurt nu eenmaal altijd ergens gedurende een bepaalde
periode. Maar dat alles is, zoals je zelf aangeeft, “niet echt [jouw] cup of tea”. Misschien iets
voor J?
15. Dankzij een
re-tweet van Paul las ik Accept Defeat:
The Neuroscience of Screwing Up. Wetenschap
is zo vaak zo heel ‘wetenschappelijk’ doordat hetgeen
niet wordt vóórzien ook gewoon óver
het hoofd wordt gezien of hoofdschuddend (hier kunnen we niets mee…) terzijde
wordt geschoven. Maar het kan ook omgekeerd werken – zoals jij laat zien. Dan
worden uit slordigheden zomaar de mooiste betrekkingen geboren – zo blijkt wel
weer: Het wezen van de betrekking is het betrekken van het wezen. Ja, dat is’m! Prachtig!
16. Informatiesamenleving is
in mijn beleving ‘gewoon’ een ingewikkelde infrastructurele betrekking waarop
iedere (rechts)persoon zich in tijd en ruimte steeds weer op unieke wijze
betrokken (lees ook: ingeweven) weet. De voorzieningen die maken dat ik mij
veilig voel in mijn informatiesamenleving zijn
daarbij natuurlijk infrastructureel van aard. Zo gaat mijn
informatiesamenleving naadloos op in de informatiesamenleving en
vormt/plooit de informatiesamenleving zich in tijd en ruimte tot mijn
informatiesamenleving. In onafgebroken, innig verstrengelde wisselwerking: Onze
informatiesamenleving (die – het moderne levensgevoel enzo
– eerst en vooral vanuit het ik/mijn be- en geleefd wordt) is een samenleving die letterlijk bol
staat van de informatieruimten die opgespannen worden door een wirwar aan
kort(er) en lang(er) levende en elkaar opvolgende vensters. Vensters die zich
naar de ontwikkeling (opgaan, blinken, verzinken) van de betrekking(en)
plooien. Inderdaad: “Daarom telt betrekking/relatie als fundamenteel, moet
interdependentie het uitgangspunt zijn. Dat vergt open ruimte voor iedereen in
wisselwerking met ‘relatief’ gesloten ruimte pèr deelnemer.”
Met informatieruimten heeft Jaap van Rees aanvankelijk – zo begreep
en begrijp ik het tenminste – een tegenbeweging in gang
willen zetten. Alle nadruk lag (en ligt eigenlijk nog steeds) op de ‘datasystemen’.
Op dominante techniek dus. De mens was/is bij dat alles eigenlijk in geen
velden of wegen (meer) te bekennen. Informatieruimte-schema’s
zijn eigenlijk Mens-in-het-centrum-schema’s.
De datasystemen komen erop voor als minuscule lijntjes die eindigen in (toon-
en kijk)vensters. Vensters die de verschillende informatieruimten hun vorm
geven (opspannen).
De vraag laat zich stellen of
we daarmee aan het einde van een (tegen)beweging zijn gekomen of dat het
slechts een tussenstap betreft en we nog een eind(je) moeten dóórbewegen. Wat ons betreft is het dóórbewegen.
Wat Jaap betreft (nogmaals: als ik zijn informatieruimte-theorie goed begrijp) is de
(tegen)beweging met zijn informatieruimte (uit)vinding afgerond. Voor hem, zo
is mijn indruk, valt er vanaf dat moment meer dan genoeg te bekijken, te
beleven en te verkennen.
17. Volgens Paul is het “niet
voldoende om ergens tegen te zijn, er moet ook een beter alternatief geboden worden
waar iedereen voor kan zijn.” Met andere woorden… laten we niet (al te lang)
blijven stilstaan bij de shit waar we in zitten, maar op- en doorstomen naar
shift. Naar werkelijke dóórbraak. Daarbij verwijst
hij constructief dóór naar iDNA
Manifest (Persoonsinformatie is Persoonlijk Eigendom), wijzigingen in de
grondwet en de wet bescherming persoonsgegevens. En Pentas Politica, niet te
vergeten. Prachtig! Wat een werk is er al verzet!
H schrijft daarop: “Paul, ik
ga dat manifest eens helemaal lezen.” Een lovenswaardig initiatief!
Zijn er andere ‘discussiegenoten’
die al kennis hebben genomen van het iDNA Manifest? Daar vind je alles wat ik hierboven
noemde bij elkaar op één pagina. Ik ben erg benieuwd naar jullie ideeën over dat
iDNA Manifest. Wat kunnen we er – constructief
doorstomend – mee? Of anders – en dat is misschien makkelijker: kunnen we er
gaten in schieten?
18. Agendering van
informatieruimtelijke ordening – die was ik even uit het oog verloren…. Inderdaad,
je vliegt er door heen. Uitstekend leesbaar – net als Civiele Informatiekunde
vergelijkenderwijs.
Dat boek (Ontwerp en
politiek) moet ik ook maar eens in huis halen – lijkt me een uiterst
boeiend vervolg op Een
nieuwe wereld! Wat een vuurwerk aan citaten in hoofdstuk 5! “Het ontwerp
moet veel meer betrekking hebben op de opgave en veel minde op de opdracht”
voert het salvo aan. Het ene na het andere plonst vervolgens in je denk-vijver. Als ik het goed zie, heb jij al lezend met
enige regelmaat heel instemmend zitten knikken… zo van “inderdaad, dat roep ik ook al jaren…".
19. Ik ken helemaal niemand
die durft te bouwen op een wolk. Of een wolkenveld. U wel? We weten over wolken
nog zo heel veel niet. Wat we wel weten is dat ze zich verplaatsen – soms zelfs
voorbij razen. En dat ze bij tijd en wijle lekken (dat
noemen we regen). Op basis van welke ‘open’ op elkaar inwerkende mechanismen
dat precies plaatsvindt…? Tja, zolang weermensen zich daar nog dagelijks hun
geleerde hoofden over breken… gaat zo’n “cloud” – volgens heel natuurlijke principes – domweg nooit
vliegen.
Zou de Nederlandse Overheid ‘haar’
data laten opslaan in India en het beheer erover willen laten uitvoeren door
Amerikanen? Welnee. Zelfs wie behoorlijk blind is, ziet dat je zoiets niet
doet. Ondenkbaar. ‘Gelukkig’ gaat er nog van alles mis – met de OV-chipkaart bijvoorbeeld. Wie doen (meervoud) er wanneer
en met welk doel eigenlijk wat met wie jouw reisgegevens? En dan zitten ze nog
niet eens in een “cloud”! Men spreekt zelfs al over “de
cloud”. Brrr.
Ondertussen moet er
natuurlijk wel degelijk een hoop gebeuren. Het goede nieuws is dat er al veel
is gebeurd. Dat is na te lezen op dotindividual.com. In een notendop heet het: “Persoonsinformatie
is persoonlijk eigendom” (het iDNA manifest). Vanuit dat nieuwe en trefzeker
harmoniserende basisprincipe kun je robuust en duurzaam gaan opbouwen.
20. Aan het slot van het
artikel “Voortgezette driedeling in zes lagen” scheert Schinkel rakelings langs
de hoofdingang tot werkelijke vernieuwing.
Schinkel: “De omstandigheden
veranderen doorlopend. Maar de mens in wezen niet. Dat geldt voor organisaties
ook.” Als ik het goed begrijp zijn die voortdurend veranderende
“omstandigheden” volstrekt andere ‘dingen’ dan mensen en organisaties. Mensen
en organisaties veranderen “in wezen niet”. Mensen en organisaties lijken
daarmee zo goed als los te staan van de omstandigheden; ze veranderen
onafhankelijk van elkaar.
Slechts enkele zinnen later
vervolgt Schinkel – nu iets voorzichtiger: “Als het klopt dat omstandigheden de
mens bepalen, bepalen ze ook organisaties.” Na zo’n
open deur vind ik het onbegrijpelijk dat Schinkel onmiddellijk daarop laat
volgen: “Maar zelf veranderen die niet.”
Je staat dan als het ware pal
voor de hoofdingang naar werkelijke vernieuwing – met je neus als het ware
tegen het glas gedrukt… en dan loop je er toch aan voorbij.
Waardoor veranderen mensen en
organisaties dan wèl? Laten we dat misschien aan de
‘omstandigheid’ van het toeval over? Het is meer dan evident dat mensen en
organisaties en omstandigheden voortdurend veranderen. Er is daarbij sprake van
continue wederzijdse beïnvloeding. Noem het maar de (nog steeds toenemende)
dynamiek in onze moderne informatiemaatschappij. En voor dergelijke dynamiek
zal zelfs een “[v]oortgezette driedeling in zes
lagen”, hoe mooi en goed bedoeld ook, al snel een harnas blijken te zijn waarin
mensen en organisaties niet meer vrij kunnen bewegen. En dat is strijdig met de
aard van hun wezen.
Ik zou toch die hoofdingang
maar eens weer opzoeken De afdruk van je neus staat er waarschijnlijk nog op.
Een “trieste conclusie” is niet nodig. Omstandigheden veranderen en mensen en
organisaties ook. In onafgebroken wisselwerking. Daar hebben we zelfs een woord
voor: leven. En precies dat moet gevangen worden in een robuuste
(netwerk)structuur: een x-deling in y lagen op z
manieren en ook nog eens tijdsafhankelijk gerelateerd. Dat geeft voldoende
ruimte aan uitermate gevarieerd en sterk variërend informatieverkeer.
21. Voor zover die informatie
in ‘zijn’ systeem zit, weet A zich verantwoordelijk. Maar verderop in de keten
ontbreekt A het (in)zicht. Wat gebeurt daar allemaal – daar further
down the line? Hoeveel schakels telt die line eigenlijk? Wat is de functie ervan? Wie bepaalt ‘dat’?
En wie doet ‘daar’ zoal wat met persoonsinformatie? En met welk doel? Stuk voor
stuk legitieme vragen. A geeft aan daar toch eigenlijk niet verantwoordelijk
voor te zijn, althans niet te weten hoe hij daar op dit moment invulling aan
zou kunnen/moeten geven. En toch wordt A op ‘gedoe’ met die informatie
aangesproken; gedoe dat door de hele keten heen kan ontstaan.
Het gaat, zo heeft A ook zelf
geconstateerd, om onderling afwijkende (vervuilde) informatie in verschillende bestanden/systemen.
Bestanden die door verschillende instanties worden gehouden en, naar het lijkt
– lòs van de authentieke bron worden gewijzigd. Voor
een deel gaat het om organisatorische problemen. Voor een ander deel is het, volgens
A, technisch. Teveel (kopieën van) kopieën-van-bestanden-in-een-keten
(technisch ingegeven oplossingen) die onafhankelijk van elkaar worden gehouden
en wellicht zelfs bewerkt (verkeerd gedrag; organisatorisch). Ook fouten
in interfaces (technisch) zorgen ook voor vervuiling als daar geen corrigerend
handelen (organisatorisch) op volgt.
22. In 2020 gaan we op een
heel vertrouwde en ook doodgewone manier met informatie om. Toepassing van heel
geavanceerde digitale technologie heeft torenhoge vlucht genomen en is vergaand
geïntegreerd in het leven van alle dag. Een omvangrijke en onafgebroken stroom
aan informatietransacties vindt over robuuste infrastructuur voor informatieverkeer
probleemloos zijn weg tussen en ten behoeve van legio
(rechts)personen. Vergelijk het maar met nutsvoorzieningen; die zijn er domweg en altijd en niemand haalt het in zijn hoofd
om het nutsbedrijf te bedanken voor ongestoorde levering.
Beslist vermeldenswaard is
dat elke (rechts)persoon eigenaar is van alle informatie die over hemzelf gaat: persoonsinformatie. Precies dat. Niets méér. Niets mìnder. En dat ligt
ook in de grondwet verankerd. Het is een informatie-grondrecht.
Formeel heet het: “Informatie
over de individuele (rechts)persoon is eigendom van diezelfde (rechts)persoon”.
En dat eigenaarschap vormt het vaste begin en fundament voor heel gevarieerde
en variërende samenwerking. Samenwerking tussen alle onderscheiden
(rechts)personen.
In 2010 weten we weliswaar af
van het bestaan van eigenaarschap van informatie, maar niemand is er al heel
serieus mee bezig. Iedereen begint nog ‘doodgewoon’ bij het gebruik van
informatie. Informatie is iets dat er gewoon is. En het is er om te gebruiken.
En de persoon over wie die informatie gaat is nog buiten beeld en raakt samen
met zijn persoonsinformatie gemakkelijk overgeleverd aan de grillen van de
toevallige bezitter of gebruiker.
Maar we beginnen ons te
realiseren dat die situatie steeds verdergaande òngelijkheid
tussen (rechts)personen creëert. Informatiemaatschappij trekt immers steeds
nadrukkelijker haar sporen in onze samenleving. Tegenbeweging komt de komende
jaren krachtig op gang en in 2020 is die ongelijkheid tussen alle onderscheiden
(rechts)personen opgeheven. In 2020 is iedere (rechts)persoon formeel eigenaar
van zijn eigen persoonsinformatie. En vanuit dat solide vertrekpunt is ordelijk
gebruik ervan geregeld.
Er is in de afgelopen jaren
al het nodige huiswerk gedaan. Wie meer wil weten kan daarvoor heel goed
terecht op de website van dotindividual. Kijk daar eens op en proef alvast van de
maatschappelijke beginselen van de open informatierechtsstaat.
23. Je gelooft het niet, maar
midden vorige week sprak een collega mij aan op Xamenhang.
En hij vroeg zich echt af wie het ons gaat… uitleggen. Al lezend had hij wel
ergens een vlammetje flauwtjes zien flakkeren, maar uitleg had hij er niet in
gezien. Ik heb die uitleg natuurlijk graag gegeven. Na uitleg vond hij het ‘allemaal’
wel erg moeilijk (en ik had niet de indruk dat het een ordinaire fopvatting was – gelukkig maar). Er (b)lijkt nog veel
uitleg nodig. Niet alleen onze ICT-systemen hebben
een upgrade nodig, maar onze eigen denksystemen ook (en vooral). Mijn idee
achter die vraag was en is dat mensen die aan de andere kant van de
paradigmawissel staan die vraag wellicht anders beleven – heel anders. En,
inderdaad, als je de paradigmawissel al (goeddeels) hebt gemaakt… heb je heel
andere problemen om op te lossen.
24. Ja, klopt, ‘de identiteit
van de context is de context van de identiteit’ is zoveel meer to the point. Ik
raakte bevangen door de woord-overeenkomst tussen
entiteit en id-entiteit. En met dat
motief bevroor mijn focus en kwam ik niet meer los van dat minder fraaie
concept. Aldus enneadisch verklaard
:-)
25. Ik schreef… uh, sorry… twitterde Paul dat “3CAM
heeft iets Wissiaans”. En daarbij breidde ik het ‘originele’
3CAM tegelijk, vrijpostig, al ietsje uit. ‘Dankzij’ de twittergesel
van 140 tekens deed ik – uitbreiding of niet “de
semiotische enneade ernstig tekort”. Mijn oprecht
gemeende excuses voor zoveel gedemonstreerd onbegrip ;-)
Paul en ik herkenden beiden
(zo begrijp ik het tenminste) toch wel zoveel Wissiaans in 3C dat het ons ‘gewoon’… opviel. En, ja – je
hebt natuurlijk gelijk: “Welk ‘modelletje’ met armere variëteit resoneert niet
als je het vergelijkt met de rijkere variëteit volgens de semiotische enneade?" Het 3C model lijkt – in vergelijking met al
die andere resonerende modelletjes – toch net even een stapje verder te reiken –
en verschil te maken. Opvallend dus. Maar of de bedenker van 3C werkelijk (al)
zover reikt… tja dat weet, denk ik, niemand. En ik ga het ‘lekker’ niet uitzoeken.
26. Een schilderij heeft een
gekozen verdwijnpunt. Soms zijn het er meer, maar dat acht ik hier niet
relevant. Vanuit dat verdwijnpunt ‘komen’ hulplijnen die een richtinggevend
kader aanreiken voor alles wat er aan resultaat op het doek kan verschijnen.
Ander verdwijnpunt? Ander kader waarbinnen resultaten tot aanzijn kunnen komen.
Op vergelijkbare manier
bepaalt het gekozen verdwijnpunt de oplossing(en) die vindbaar is/zijn voor
toegang tot uw en mijn patiëntgegevens. Afgaand op het
aanhoudende geharrewar rondom toegang tot patiëntgegevens vraag ik me af:
(1) Wat is het gekozen
verdwijnpunt voor toegang tot patiëntgegevens?
(2) In het geval dat er niet
bewust voor één enkel verdwijnpunt is gekozen, zijn er mogelijk en als
‘vanzelf’ meerdere ontstaan. Welke zijn dat en kunnen we daarmee het geharrewar
afdoende verklaren?
(3) Welk verdwijnpunt zouden
we moeten kiezen voor robuuste, duurzame en vertrouwenwekkende toegang tot
patiëntgegevens?
27. Ik moest denken aan een
prachtige vijver. Aan een werkelijk prachtige vijver. Waar begint zo’n vijver precies – en waar houdt zo’n vijver op? Wat is zo’n vijver zonder ruisende rietkraag? Zonder wind? Zonder
de schittering van het zonlicht op het water? Zonder kwakende eenden? Zonder
vis, waterplanten enzovoort?
Dat grotere geheel (op die
schaal) máákt die vijver tot die prachtige vijver
waarvan we zo enorm kunnen genieten. Daarbij creëert elke waarnemer op geheel
eigen wijze die elementen uit de vijver tot de voor hem/haar uniek prachtige
vijverervaring. Iedere waarnemer realiseert zich gemotiveerd zijn/haar eigen
vijverervaring op basis van die ene vijver in die ene werkelijkheid.
In twitter-gesprek
met Paul zag ik een ‘ietsig’ aanknopingspunt met het Wissiaanse. Met kleine aanpassing koppelde ik 3CAM terug
naar Paul. Een klein facetje – laten we zeggen –
ergens aan de oever van die mooie vijver. Wie weet zijn er (op termijn) andere vijver-minnenden die er iets in zien en er iets mee doen.
Misschien zijn wij het zelf wel. Wie weet kunnen we er eens mee naar wat dieper
water om er een drijfproef of iets dergelijks mee uit te voeren. Maar wie weet
komt zo’n moment wel nooit of speelt zich buiten ons
gezichtsveld af. En toch… toch doet dat kleine facetje
mee in het geheel van die vijver.
Ik ben heel
blij dat Pieter daar (ook) zo verhelderend anders in staat en keer op keer in
staat blijkt om heel geduldig en heel precies – tot op, zeg maar even, ‘cel-niveau’ aan toe – de zaak in goede banen te leiden en
te houden en voor ontsporing te behoeden. Zo kunnen Paul en ik al dartelend-rond-de-vijver
veilig (uitdagend?) dóórspringen totdat ieder van ons
de sprong op eigen manier tot een individueel bevredigend einde heeft gebracht.
Dat geeft Paul en mij keer op keer, precies, vertrouwen. Want
dat ‘cel-niveau’ is een – door de schalen heen –
noodzakelijk niveau waarop ‘het allemaal’ ook/juist moet kloppen, maar waarop
Paul en ik domweg (nog) niet (voldoende) vertrouwd zijn en misschien ook wel
nooit (helemaal) zullen raken.
28. Without differences there are no similarities. Without differences
there is only identity. Differences create the possibility to recognize and
point out similarities. So, there seems to be something wrong in the order you
present. Shouldn’t you start with the differences? Furthermore, wouldn’t it be
much wiser to (identify and) investigate the (core) concepts that underlie
research methods? When you start from these underlying concepts, even
similarities may turn out to be … differences. Finally, if you find out that
the underlying concepts are no good for a specific method or incomparable for
method A and B… any comparison will be useless.
29. You think the debate would be more effective when we only polarise
on what is actually different. But, then, if two objects A and B are not
actually different… how will you distinguish A from B, since A and B have no
other option but identity? And in case A and B would be of striking similarity…
there would still be real differences to observe. Worthwhile polarising –
depending on your motives.
You state that starting with differences is an instrument tending
towards polarisation. In my opinion that is only the case when you use that
instrument in a polarising way. Do you mean polarisation is something to be
better avoided? Would you also state that starting with similarities is an
instrument tending towards harmonisation? And harmonisation should be…
welcomed? In my opinion harmonisation is killing for differences. Small differences
get (easily) overlooked. Differences that don’t fit in a scheme are easily discarded.
In my opinion your statement “but the reverse is equally true” is less safe
than my idea to better start with differences.
30. Wat mij betreft hebben we
hier een prima agendapunt te pakken voor de komende IGD! De eerste twee
tekstblokken kan ik goed volgen, Pieter; ze vormen een uitermate leerzame
analyse. Petje af. Voor je analyse. Voor je vasthoudendheid. Voor je geduld. Dat
leerzame karakter is ongetwijfeld ook van toepassing op het derde tekstblok,
maar daar kom ik – al navigerend door de enneade –
toch nog niet helemaal uit.
Wellicht is het een goed idee
om, zo half april, een paar ezels mee te nemen naar de vijver? Dan laat ik me
graag eens uitvoerig – op doek – enneadisch uit de
doeken doen hoe deze semiosis tot aanzijn is gekomen.
Wat vinden jullie? Wat? Of ik de strekking van mijn vraag/voorstel aanvaard?
Trouwens, ik vraag me nu ook
af hoe de semiosis verlopen zou zijn als ik niet op Paul’s twitter zou hebben
gereageerd… Zou Paul Einstein dan ook/op dezelfde
manier om zijn mening hebben gevraagd? In wat voor een ‘avontuur’ zouden we dan
terecht zijn gekomen? Hadden we dan een agendapunt gemist? Een andere IGD
gehad?
31. Als vernuftige doeken van
ezels vallen… Ezels zich schokschouderend van vijverrand verwijderen… Een oord door
hen niet (meer) gezocht….
Als eenden snateren staken… Ruisende
rietkraag zich onder plotselinge windvlaag kromt… En rond rimpelend water
verstrakt tot ijzig vlak….
Als de zon het voor gezien
houdt… En hoofdschuddend over rand van horizon heenkomen zoekt….
Als 14 april uit agenda’s
vrijvalt… IGD onderkoeld omkomt en leven lopen laat….
Vraagt strakke logica van
ongerijmde regels om een fiX stuk ruimte… Om
reanimatie uit stikkende semiosis… Om herstel van dia-enneadisch vertrek….
32. First converge on the similarities to effectively diverge on the
differences? That’s the question you started with….
When you hear something… you can only tell it by a difference you
experience. The difference between the sound you hear now and the sound you
heard ahead of that. Or do you hear by listening to similarities? When you see,
smell, taste, sense something… you can only tell it by a difference you
experience. The difference between the effect you experience now and the effect
you experienced ahead of that.
True, this may sound a bit counter intuitive…. But, to me, real
differences shed true light on similarities. Unreal differences are… truly
unreal. I agree: “we should only diverge when necessary” – only real
differences are… real.
33. In een eerder bericht
plantte ik 3C (als ik me goed herinner) als een klein bloemetje temidden van dat grote geheel van die vijver: water, oever,
dierenleven, wind-door-riet, zon-op-water
enzovoort. Dat kleine bloemetje levert daar zo onmiskenbaar haar bijdrage – hoe
klein en onbeduidend ook – aan dat grote geheel van die vijver. Andere
‘onderdelen’ van die vijver leveren misschien wel – elk naar hun eigen aard –
veel grotere bijdragen aan dat grote geheel van die vijver. Misschien is het
wel zo gegaan dat dat kleine bloemetje daar, in de
vorm van een zaadje, door de wind is gebracht. En misschien is het wel zo dat
de grond waarin dat zaadje aardde helmaal niet geschikt is voor dat bloemetje
om in te gedijen. Hoe dan ook… het bloemetje schoot op en staat daar binnen
haar eigen scheppende (on)mogelijkheden – hoe beperkt
ook – doodgewoon mooi te wezen, daar bij die vijver. Niet meer, niet minder.
En als we daar (weer) oog
voor krijgen… voor de bijzonderheid van dat kleine bloemetje… voor de
bijzonderheid van de omgeving waarin dat bloemetje (dit seizoen) bloemetje
werd… voor de bijzonderheid van dat grote geheel van die schitterende vijver…
dan kunnen we dat kleine bloemetje verwelkomen (voor wie wil), omarmen (voor
wie wil), genieten (voor wie wil) en weer loslaten (voor wie wil). En wie weet…
wie weet komt dat bloemetje het volgende seizoen niet eens meer op.
34. Hartelijk dank voor je
bericht en voor je openheid om mee te mogen kijken in een keuken waar al met al
toch zo veel méér beweegt en bereid wordt dan hier.
Dat zijn toch resultaten waarop je – ook al gaat het misschien nog wat (te)
langzaam – trots mag zijn! RNI, Werkgever, Met zoveel woorden, Stelselmatige
semantiek, Oefenschema, …, Suwinet
– het zijn toch allemaal ‘bewijzen’ voor de slagkracht die in het verschiet
ligt met volmondige erkenning van variëteit in combinatie met borging van
samenhang: verzoening van verschillende, zelfs conflicterende betekenissen.
Zelf vond ik de voorbeelden uit de wetgevingspraktijk erg indringend: wetten
met daarin – ten behoeve van optimale werking – bedoelde betekenisverschillen.
De, zeg maar even, ‘bolwerken van stevigheid’ die voortkomen uit variatie.
Ik ben benieuwd naar je
volgende zetten op dit intrigerende speelveld. Hoe gaat spannend spel zich in
2010 verder ontwikkelen? We leven in een bijzondere tijd! Daarbij wens ik je
alle succes toe. Ik zou het bijzonder waarderen om – zo goed en zo kwaad als
het gaat – op de hoogte te blijven. Mocht je van mening zijn dat ik
daarbij/daarin iets (hoe gering ook) kan betekenen… dan hoop ik dat je me dat
wilt laten weten.
35. Sjonge, dat is al weer
een stuk korter zeg! Leesbaarder, aantrekkelijker en verleidelijker ook om nu
toch maar eens helemaal te gaan lezen – zo is mijn indruk. Wat is je doelgroep
met de nieuwe versie (ik doel
hier op v4.0; niet op de 4.1 versie die inmiddels
achter de link schuilgaat) van het iDNA Manifest? Deze
versie klinkt duidelijk meer populair en minder formeel dan haar voorganger (3.1).
Zoals je van mij gewend bent,
heb ik eigenlijk altijd wel wat commentaar of opmerkingen :-)
Ik vertrouw er op dat je je daar niet (al te) veel
van aantrekt. Ik kwam o.a. uit op 7 artikelen – een mooi en vol getal. Zoals
altijd ben ik benieuwd naar jouw bevindingen.
36. In my
opinion there are many, many, many
truths. In order to be able to clearly distinguish between them, one needs
to be(come)
aware of the fact that truth is… truly situational.
Therefore information about truth (nowadays) needs to be contextualised
in order to be of clear – situational – help (also read: truth) to us – people.
But as long as we ‘forget’ that truth, indeed… there seems to be no truth.
37. Juist omdat het over de ‘wettelijke vertegenwoordiger’ gaat
(art. 2), dus bij wet
geregeld/door wet erkend – wie
het ook betreft, meende ik die toevoeging te kunnen schrappen. Die komt immers
in art. 3 hoe dan ook aan de orde. Als je met deze versie (ik doel hier op v4.0;
niet op de 4.1 versie die inmiddels achter de link
schuilgaat) net voldoende richting wilt geven… is die toevoeging dan wel nodig?
Ik kan me eigenlijk niet voorstellen dat de wettelijke vertegenwoordiger op de
zelfde manier als de eigenaar kan beschikken over zijn (de eigenaar) informatie.
Er is immers verschil en dat verschil is bij wet geregeld.
Je worsteling met art. 3 kan
ik me goed voorstellen. Al lezend ‘zit’ iedere lezer, naar mijn idee, opnieuw
met die worsteling. Omdat de combi naar mijn idee een te groot raadsel is voor
velen – ook (juist?) voor de doelgroep/professionals, trok ik ‘de boel’ (weer)
uiteen. In mijn beleving ging art. 1 altijd al over meer dan
persoonsinformatie: het gaat om alle informatie die in relatie tot een persoon
staat. Ik leef eigenlijk al een paar jaar met de gedachte dat alle informatie
persoonsinformatie is – mits stelselmatig geordend. In mijn beleving van de
artikelen is er sprake van een soort heen-en-weer bewegen. Het begint bij een
ferm statement: art. 1. Prachtig! Voelt goed. Geen mens ervaart daarbij
tegennatuurlijk gevoel. Tijdens de nagalm van art. 1 komt art. 2 er bevestigend
overheen rollen. Dan komt er in art. 3 een nuancering – dat wil zeggen vormgeving
aan die ongebreidelde vrijheid: inperking van beschikkingsrecht voor de
eigenaar op basis van wetgeving. Dat is natuurlijk een beetje een begrijpelijke
(dat wel) domper op de welhaast euforische stemming zoals gecreëerd door art.
1/2. Tegelijk geeft het ook een kader voor verdere vormgeving in ‘mijn’ art.4. Art. 4 geeft dan binnen het kader van art. 3 aan wat de
speelruimte voor de persoon wel is. Voor aanvullend vertrouwen zorgen dan de resterende
artikelen.
38. Is eigendom het
verdwijnpunt of is eigendom een hulplijn vanuit dat verdwijnpunt? Nadat het
‘schilderij’ tot stand is gekomen poets je de hulplijnen ‘gewoon’ weer uit.
Naar mijn idee is eigendom zoiets als een… hulplijn. De indianen wisten dat al.
De blanke, met zijn merkwaardige ideeën over eigendom (hebben), leek in de ogen
van de indiaan zo ongeveer van Mars te komen. De eerste indianen die land
verkochten, hadden er dan ook geen idee van wat dat betekende. Land? Land is.
Land heb je niet. Maar goed… als de blanke denkt dat zoiets kan….
Is eigendom niet zoiets als
een middel om verhoudingen aan te geven? Zou het zo kunnen zijn dat wanneer
dergelijke verhoudingen eenmaal staan, we glimlachend kunnen praten over
eigendom? Nou, ja – dat maken wij niet meer mee. Verdwijnpunt of hulplijn? Ik
ga uit van hulplijn.
Is er een artikel 0? Ik denk
het wel. Daar waar art. 1 over ‘hebben’ gaat, zal art. 0 waarschijnlijk over de
essentie gaan. En in het woord essentie zit het Latijnse (ik ben niet geschoold
in Latijn, maar…) ‘esse’ of ‘est’. En volgens mij
hebben we het dan over… ‘zijn’. Zelf denk ik dat een zichtbare start bij art. 1
voorlopig wel zo praktisch is. Voor mezelf begin ik in gedachten wel steeds met
art. 0. Als een soort kwantum-artikel. Wat dat
precies betekent weet ik ook niet, maar heb er wel een rustig gevoel bij.
Wellicht luidt art. 0 wel: ‘Is’. Of, iets uitgebreider: ‘Alles is’.
Voorlopig lijkt ‘het’
uitdrukkelijk nog wel aardig uitgedrukt met art. 1: ‘informatie over de persoon
is eigendom van diezelfde persoon’.
In mijn eerdere bericht
schreef ik “Ik leef eigenlijk al een paar jaar met de gedachte dat alle
informatie persoonsinformatie is – mits stelselmatig geordend.” Voor het gemak
ga ik er maar even van uit dat mijn gedachte correct is. Jij geeft aan dat het
Kadaster informatie over percelen en bebouwingen bijhoudt. Nu behoren percelen
tot een rechtsgebied annex soevereine staat. Is een soevereine staat een
persoon? In mijn denken wel. De staat is om te beginnen eigenaar en houder. Na
eigendomsoverdracht is een andere persoon eigenaar (tot op een diepte van x
meter); de staat is nog steeds houder. Hoe kijk jij daar tegenaan? Ik krijg de
indruk dat jij persoon vooral relateert aan natuurlijk persoon. Zit ik mis? Of
mis ikzelf nog iets?
Gaat het manifest over alle
informatie? Naar mijn idee wel. Maar die informatie is zo geordend dat al die
informatie via relaties/verhoudingen aan (rechts)personen ‘vastzit’: eigendom,
houderschap, gebruik, (meer?). Vandaar dat het in mijn denken (nog steeds)
logisch is dat het hele manifest rondom elke willekeurige persoon en zijn
informatie is opgebouwd.
Eigenlijk heb ik geen idee
wat ik met mijn diagonale bericht in jouw onrust heb aangericht…. Ik ben
benieuwd.
39. Wanneer een woest buiten
haar oevers getreden stroom tot bedaren komt en langzaamaan weer bedding zoekt,
blijkt oude bedding soms deels te zijn verlegd. Vrijwel altijd – zo zie je wel
langs rivieren die net hun zomerbedding hervonden – hangen er nog afvalresten
in de afrasteringen. Opruimen ervan vraagt wat tijd. Tegelijk biedt zo’n veranderde situatie ook weer nieuwe perspectieven!
Januari
- februari 2010, 2010 © Jan van Til