One size fits all
Jan van Til
Standaardiseren is in. Over
het onderwerp verschenen in de afgelopen jaren vele boeken en artikelen. Ook
kwamen tal van standaarden voor projectbeheersing, architectuur, ontwerpen,
bouwen, beheren, onderhouden en gebruiken van allerhande
informatievoorzieningen beschikbaar. Van standaardiseren gaat de krachtige
suggestie uit dat flinke verbeteringen als vanzelf volgen. Als een soort
wetmatigheid, zeg ook maar. Standaardiseer en er ontstaat uniformiteit en
daarmee helderheid voor iedereen. Standaardiseer en de kwaliteit van de
dienstverlening stijgt. Standaardiseer en de kosten van de bedrijfsvoering
dalen. One size fits all!
Het standaardisatie-denken
kreeg stevig voet aan de grond. Toch blijken veel van de verbeteringen die ons
met standaardisatie in het vooruitzicht worden gesteld meer dan eens klein(er)
uit te vallen dan op basis van ‘de theorie’ mag worden verwacht.
Nu laten we ons natuurlijk
niet zomaar uit het veld slaan. Vaak houden we vast aan eenmaal ingeslagen richting,
waarbij we verder werken met aanvullende ideeën en extra energie. Een (geheel)
andere benadering is dat we ons realiseren dat we mogelijk iets belangrijks,
iets fundamenteels over het hoofd zien: misschien schort er iets aan onze
(modelmatige) kijk op zo weerbarstig dynamische werkelijkheid. In het laatste
geval verbreden we onze horizon en plaatsen ‘de zaak’ in een ruimere context om
nieuwe en wellicht emergente eigenschappen op het
spoor te komen.
Wie wil er nu eenheidsworst?
Wie wil er nu standaard zijn? Standaard werken, denken, doen enzovoort? U? U
staat niet te dringen? Natuurlijk ziet u nut en belang van standaardisatie!
Maar een standaard, zo maken we ons er maar een beetje gemakkelijk van af – een
standaard is eigenlijk eerst en vooral iets voor anderen om zich aan te houden.
Toch?
Wij mensen, wij streven
voortdurend en onafgebroken naar diversiteit, eigenheid en verandering. Dat
doen we weliswaar vanuit een bepaalde mate van uniformiteit – vaste basis,
grond onder de voeten, traditie enzovoort, maar dat is niet de centrale,
funderende beweging. Het voortdurende streven naar diversiteit etc. is voor
ons, mensen, de vaste constante. En tegen de tijd dat de diversiteit ons uit
handen loopt en daarmee voldoende uniformiteit (opnieuw) te ver te zoeken is…,
ontstaat er weer ruimte voor een nieuwe uniformiteit. Niet eerder. En daarna,
vanuit die nieuw gevonden uniformiteit, ‘stroomt’ het streven naar diversiteit
en variëteit weer gewoon zijn eigen dagelijkse gangetje. Slaat u Gilles Deleuze en Ilya Prigogine er (nog) maar eens op na.
Wie het over standaardiseren
heeft, heeft het over het inleveren van bewegingsruimte, het inleveren van
vrijheden. Dat hoort niet goed. Dat voelt niet goed. Standaardiseren lukt
alleen wanneer de ingeleverde vrijheden niet of nauwelijks worden gewaardeerd
of wanneer daar andere, hoger gewaardeerde vrijheden voor in de plaats komen.
Centrale vragen bij
standaardiseren horen dus te zijn: welke bestaande vrijheden moeten mensen
ervoor inleveren, welke nieuwe vrijheden komen daar voor in de plaats en hoe
verhouden zich hun onderlinge waarden. Geslaagde standaardisaties kennen
steevast een positieve balans.
Standaardiseren op water uit
infrastructurele kraan, levert veel gemak ten opzichte van het putten van water
uit eigen bron. Standaardiseren op energie (gas, elektriciteit) uit infrastructurele kraan/stopcontact, levert veel gemak ten
opzichte van het sprokkelen van hout of gedoe met stookolie enzovoort. Onze
wereldwijde mobiliteit, die we te danken hebben aan vergaande standaardisatie
op verkeersinfrastructuur, willen we voor geen goud meer kwijt. One size fits all.
Wat standaardisatie op betekenis-van-informatie betreft, hebben we nog een lange
weg te gaan. De behoefte aan heldere, eenduidige betekenis neemt hand over hand
toe en overstijgt al jaren de schaal van de enkele afdeling via complete
organisatie tot en met nationale staat.
Toch ontwikkelden we nog geen
infrastructurele voorzieningen voor heldere en eenduidige betekenis van
informatie. Vrijwel iedereen hecht nog zeer veel waarde aan informatie in eigen
bezit en aan informatieverkeer op het eigen erf. De enorme nadelen –
duplicatie, inconsistentie, (imago)schade, verwarring, hoge kosten enzovoort –
die met een dergelijke denk- en werkwijze zo nauw zijn verbonden, worden nog
altijd voor lief genomen.
Het wachten is op het moment
dat de effecten van de vele nadelen ons voldoende ver uit handen zijn gelopen.
Pas dan, niet eerder, ontstaat er ruimte voor nieuwe uniformiteit: voor
standaardisatie op betekenis van informatie. En op basis van die nieuw gevormde
uniformiteit krijgt het streven naar diversiteit en variëteit weer alle ruimte
– ja, vleugels zelfs!
Zover is het nu nog niet.
Momenteel weten we de meerwaarde van infrastructurele voorzieningen voor
heldere, eenduidige betekenis van informatie nog niet in goede verhouding te
brengen tot de ons vertrouwde waarden – inclusief de daarmee zo nauw verbonden
nadelen. De in te ruilen vrijheden en daarmee samenhangende nadelen laten ons
in dubio. De nieuw te verwerven vrijheden ontbreekt het tegelijkertijd nog aan
voldoende krediet.
En zolang de balans nog
doorslaat ten faveure van gevestigde orde… zolang komen we niet verder dan
slechts haperend begin van one size
fits all within a department – within at most a
single organisation. Zolang komen we zeker nog niet
tot infrastructurele voorzieningen voor heldere, eenduidige betekenis van
informatie ten behoeve van een netwerk aan individuele personen, afdelingen,
organisaties, nationale staten enzovoort.
One size fits het hele netwerk
aan informatisch nauw en betekenisvol verbonden
individuele personen en personenverbanden. Heldere, eenduidige betekenis van
informatie; any time en any
place en just in time geproduceerd middels
infrastructurele voorzieningen ten behoeve van any
body volgens het krachtige principe van doelbinding. One
size fits all! Ik kan haast
niet langer wachten. Zou het nog lang duren?
December
2009, 2009 © Jan van Til
Voorgaand
artikel is eveneens gepubliceerd op mijn blog “Informatiekundig bekeken”.