Oriëntatie op Mens en Informatie
Jan van Til
In hun boek Information Orientation; The Link to
Business Performance (2001) reiken de auteurs (D.A. Marchand, W.J. Kettinger
en J.D. Rollins) een raamwerk aan voor effectief informatiegebruik met het oog
op verbetering van bedrijfsprestaties. Het belang van effectief menselijk informatiegebruik
neemt sterk toe en wordt met de dag tastbaarder – niet alleen in bedrijf, maar
zeker ook in moderne (informatie)maatschappij.
De auteurs richten zich met
hun raamwerk expliciet op het bedrijfsleven en nemen hun vertrekpunt primair
bij het enkele bedrijf. Daarmee gaan zij voorbij aan de notie dat het
krachtenveld waarin bedrijf en maatschappij vandaag de dag opereren sterk
informatisch van karakter is en dat de organisatie m.b.t. het informatische
aspect niet langer het primaat heeft. Dat de werkingskracht van informatie veel
ruimer is dan het enkele bedrijf en zich ook niet binnen de ‘grenzen’ van de
enkele onderneming laat vangen, krijgt in Information
Orientation geen aandacht van betekenis.
Dat raamwerk, het kreeg de
naam “Information Orientation” mee; kortweg IO, steunt op drie vitale ‘informatiecompetenties’:
IT praktijk, informatiemanagement praktijk en de praktijk van menselijk gedrag
met informatie. Genoemde competenties zijn volgens de auteurs nauw met elkaar
verweven en vertonen continue wisselwerking. En de mate waarin een bedrijf deze
drie competenties zowel implementeert als ook onderling integreert bepaalt haar
oriëntatie op informatie, haar IO, en daarmee haar mogelijkheden voor uitstekende
bedrijfsprestaties in de ‘information age’.
IO staat, met andere woorden,
voor de mate waarin een bedrijf onderling samenhangend (holistisch) beschikt
over drie cruciale informatiecompetenties. Haar IT praktijk; ofwel de mate
waarin een bedrijf erin slaagt IT (applicaties en infrastructuur) effectief te
managen om het werken ermee mogelijk te maken. Vervolgens haar informatiemanagement
praktijk: de mate waarin een bedrijf erin slaagt informatie met het ook op
gebruik effectief te managen. En ten slotte haar menselijk gedrag met
informatie: de mate waarin een bedrijf erin slaagt op haar personeel waarden
(en in het kielzog daarvan gedrag) over te brengen die leiden tot effectief
gebruik van informatie.
Nieuw is, volgens de auteurs,
dat een bedrijf op alle drie de informatiecompetenties
in onderlinge samenhang moet uitblinken, wil het in informatiemaatschappij tot
uitzonderlijke prestaties kunnen komen. Daarbij wordt in het bijzonder de derde
informatiecompetentie als een sterk onderontwikkeld gebied aangemerkt. Voor de
eerste twee informatiecompetenties zijn in de afgelopen decennia formele en
afzonderlijke managementgebieden ontstaan. Voor de derde informatiecompetentie
is binnen of vanuit de eerste twee nooit draagvlak ontstaan,
terwijl personeelskundigen/organisatiekundigen de
nauwe relatie tussen gedrag en informatie en het belang ervan voor effectief
informatiegebruik tot nu toe nooit (voldoende) hebben onderkend.
Als gevolg van sterk
toegenomen en nog steeds toenemende beweeglijkheid en veranderlijkheid in
informatiesamenleving – en dus ook in bedrijf, is er in totaliteit steeds meer
informatie nodig om de zo gevarieerde en ook sterk variërende menselijke
(bedrijfs)activiteiten continue in goede banen te leiden. Steeds meer mensen
komen in steeds gevarieerdere situaties met steeds meer en ook wisselende groepen
mensen in aanraking en geven informatie situationeel betekenis/waarde. Om die
reden hanteren de auteurs een ‘people-centric view’ met betrekking tot het
gebruik van informatie in al deze situaties. Één en ander uiteraard in nauwe
samenwerking met een uitstekende IT annex informatiemanagement praktijk! De
auteurs onderstrepen dat daarvoor ‘relevant business context[s]’ moeten worden
gedefinieerd, maar werken de implicaties van dat idee in de richting van de
door hun onderkende informatiemanagement praktijk niet of nauwelijks uit. Dat
is jammer, want ook daar ligt een belangrijke sleutel tot werkelijk majeure verbetering van bedrijfsprestaties.
Heel verdienstelijk is het
dat de auteurs de aandacht (in samenhang met de reeds bekende
informatiecompetenties) prominent vestigen op het nu sterk aan belang winnende menselijke
aspect van het geheel; op de ‘people-centric view’ met het oog op effectief menselijk
informatiegebruik.
Ondanks de massa aan
ondersteunende (!) technologie zijn het meer dan ooit mensen die dagelijks op
basis van een veelheid aan informatie vele beslissingen nemen om een waaier aan
wisselende bedrijfsactiviteiten steeds weer opnieuw tot een succesvol einde te
brengen.
Dat lukt beter als mensen over
een voldoende goede IO beschikken en dus ook vanuit een grondig ontwikkelde praktijk
van menselijk gedrag met informatie (de derde informatiecompetentie) in relatie
tot hun onderscheiden businesscontext(en) adequaat worden ondersteund. Dat roept
om erkenning en formalisering van management rond de derde
informatiecompetentie: de praktijk van menselijk gedrag met informatie. Mensen,
voorzien van de juiste hulpmiddelen – lees: technologie en data, moeten competent
worden om deze hulpmiddelen te begrijpen, te waarderen en op de juiste manier
toe te passen met het oog op effectief informatiegebruik. Dat gaat vandaag de
dag niet (meer) vanzelf; de wereld annex bedrijfsomgeving is daarvoor veel te
dynamisch, veranderlijk en complex geworden.
Dat lukt ook beter als mensen
automatisch op het juiste moment over de juiste informatie in combinatie met de
juiste context beschikken. Dat stelt ze in staat de bedoelde betekenis/waarde
toe te kennen teneinde de juiste activiteiten in gang
te kunnen zetten. Dat vraagt om een nieuwe – contextuele – organisatie van
informatie vanuit de informatiemanagement praktijk
(tweede informatiecompetentie). En dat zorgt dan voor informatievoorziening op
contextuele maat, want telkens toegesneden op de voorliggende situatie die om
een menselijke beslissing vraagt. Die contextuele maat voorkomt effectief de ons
inmiddels welbekende informatie-overload.
Maar, zoals gezegd, laten de auteurs het concept context (in dit boek) onuitgewerkt
liggen.
Effectief informatiegebruik
met het oog op substantiële verbetering van bedrijfsresultaten krijgt vaste(re)
vorm wanneer bedrijfsmanagement oog krijgt voor en vervolgens serieus werk gaat
maken van de drie onderling nauw verbonden informatiecompetenties: IT praktijk,
informatiemanagement praktijk en de praktijk van menselijk gedrag met
informatie.
Niet gemakkelijk, wel
noodzakelijk! Dat maken de auteurs in Information Orientation voldoende duidelijk.
Want met alsmaar toenemende
dynamiek en veranderlijkheid van bedrijfssituaties nemen de mogelijkheden voor (traditioneel)
hiërarchische sturing navenant af. Wie het (door)ziet en tijdig overstapt op
netwerksturing, weet dat er in totaliteit (veel) meer informatie nodig is, maar
spitst informatievoorziening dankzij een andere insteek (netwerk!) van de informatiemanagement praktijk steeds toe op de situatie
die om een beslissing vraagt. Op die manier zorgt de
informatiemanagement praktijk dankzij contextuele organisatie van informatie stelselmatig
voor overzicht in de groeiende informatieverzamelingen die dankzij uitstekende
IT praktijk ordelijk beschikbaar worden gehouden.
Wat dat oplevert? Een hoge IO,
soepel maatschappelijk informatieverkeer en sterk verbeterde
bedrijfsprestaties!